Wil jij betere verhalen schrijven? Dan geef ik je hierbij vijf nieuwe schrijftips. Wil je deze en andere waardevolle tips ook leren toepassen? Meld je dan aan voor de cursus Verhalen schrijven bij de bibliotheek in Culemborg die op 22 februari van start gaat, schuif aan bij een van de maandelijkse schrijftafels of informeer naar de mogelijkheden van individuele coaching.

  1. Variëren is cruciaal

Veel schrijvers schrijven keer op keer hun zinnen in hetzelfde aantal woorden, bijvoorbeeld 8-10 of 10-12. Ook gebruiken ze dezelfde zinsopbouw. Probeer hier lenig te zijn. Als je normaal zinnen van acht woorden schrijft, gooi er eens een van 20 woorden tegenaan en dan een paar korte van drie. En als je normaal gesproken zinnen van 20 woorden schrijft, gebruik dan af en toe zinnen van drie, vijf of zeven woorden zodat je lezer het kan blijven volgen.

 

  1. Onderzoek je zinnen met bijzinnen

Een bijzin (een onderdeel van een zin tussen komma’s), helpt je om je verhaal te onderzoeken. Met een bijzin ga je dieper je zin in, denk je door over wat je hebt geschreven. Vaak zit het verhaal waarnaar je zoekt binnenin je zin. De bijzin helpt je om dat bloot te leggen.

 

  1. Levendige protagonisten

Je protagonist is voor lezers de toegang tot je verhaal. Hoe meer de protagonist observeert, hoe levendiger de wereld wordt die je creëert. Protagonisten hoeven niet superslim of ontwikkeld te zijn, als ze maar actief en nadenkend zijn. Laat ze kijken, denken, zich verwonderen en zich dingen herinneren.

 

  1. Leer dialogen schrijven

Ik wijd hier in april een schrijftafel aan omdat dit zo’n veelomvattende techniek is. Maar doe het, leer het. Lees schrijvers die dit als geen ander beheersen (Esther Gerritsen bijvoorbeeld). Pers samen, zeg veel in zo weinig mogelijk woorden, zodat de woorden meer gewicht krijgen, meer betekenen dan wat er letterlijk wordt gezegd. Gebruik conflict, tegenstrijdigheden. Zeg nooit dat wat voor de hand ligt. Laat het elkaar begroeten achterwege.

 

  1. Schrijf in scènes

Wat is een scène? A) Een scène start en eindigt op dezelfde plaats en in dezelfde tijd (Aristotelische eenheden, ook wel dramatische eenheden genoemd – dit gegeven van drama gaat ver terug, heel ver). B) Een scène begint met een bepaalde emotie en eindigt met een andere emotie: begint boos, eindigt beschaamd of begint verliefd, eindigt in walging. C) Er gebeurt iets in de scène waardoor het personage niet terug kan naar hoe de dingen eerst waren. Zorg dat je een scène afrondt voor je doorgaat naar de volgende.

Instagram
Twitter
Visit Us
Follow Me
LinkedIn
Share
RSS