In je dromen ga jij

Nu al tweede druk van 'In je dromen ga jij'!

Op 8 februari verscheen mijn nieuwe roman In je dromen ga jij. Vandaag hoorde ik van mijn uitgever Luitingh Sijthoff dat er een tweede druk aan komt. Dat is zo fijn. Het betekent dat het boek goed wordt ingekocht door boekhandels en veel lezers bereikt. Ik had dit niet durven dromen...

 

Wil jij ook In je dromen ga jij lezen? En wil je daar een handtekening in? Reserveer dan hier alvast een exemplaar.


In je dromen ga jij

Dit is de titel van mijn nieuwe roman. Het is ook een Marokkaans gezegde. Als bijvoorbeeld een dochter tegen haar moeder zegt: ‘Mam, ik ga vanavond laat uit.’ Dan krijgt ze als antwoord: ‘In je dromen ga jij.’

In dat antwoord zit de kern van het verhaal dat ik geschreven heb. Belangrijk is: gaat de dochter wel of niet? De titel heeft meerdere symbolische betekenissen. Voor mij staat het voor leven vanuit je hart, vanuit doen wat jij wilt doen en als je een droom hebt, die niet opgeven.

Ik heb nu twee romans geschreven. Ik hoop met ieder boek een grotere groep lezers te bereiken. Mijn omgeving heeft het al over een bestseller. Dat roepen ze bij elk boek, maar dat is niet realistisch. Ik weet inmiddels hoe de boekenmarkt in elkaar zit en dat er per dag zo’n 55 nieuwe boeken uitkomen. Het is ook enthousiasme en dat gun ik ze. Met mijn uitgever kan ik hier beter over praten. Dan gaat het over termen als bouwen, doorschrijven, zichtbaar zijn.

Ik hou van het schrijven, van zinnen maken die echt zijn, die meer betekenen dat wat er staat. Ik hou van eenvoud, van ritme, van zintuiglijkheid. Dan verlies ik mezelf en leef ik in het verhaal dat ik creëer.

Dat is me nu voor een tweede keer gelukt. Het boek is er. Nu komt die andere kant om de hoek kijken. Promotie, contact met boekhandels, bibliotheken en lezers. Gelukkig hou ik ook van mensen én van praten over deze roman.

Het verhaal heb ik geschreven vanuit het perspectief van drie Marokkaanse vrouwen. Safia, Mariam en Aya. Moeder, dochter en kleindochter. Ik had niet gedacht dit te kunnen. In je dromen ga jij Inge! Maar ik wilde het verhaal zo graag vertellen, goed vertellen, dat ik de sprong toch heb gewaagd.

In het verhaal zegt Aya tegen haar moeder: ‘Jezelf zijn mama, is geen angst en schaamte hebben bij wat je denkt, voelt en zegt.’

Dat geldt dubbel en dwars voor schrijvers. Ik ben gegaan. Nu is het verhaal van jullie, de lezers, nu komen de reacties. En ook dat hoort bij het schrijverschap.

Ik neem alle ervaringen mee om verder te bouwen, te groeien … een nieuw verhaal dient zich aan.

Mijn roman In je dromen ga jij verscheen 8 februari 2019 bij Luitingh Sijthoff en heeft inmiddels een tweede druk. Je kunt hier een exemplaar bestellen of vraag ernaar bij je boekhandel.


'In je dromen ga jij' ligt in de boekhandel!

Mijn nieuwe roman 'In je dromen ga jij' ligt sinds 8 februari in de boekhandel.

Op 10 februari mocht ik mijn boek presenteren bij het prachtige Scheltema in Amsterdam. Familieleden, vrienden, kennissen, cursisten, mensen van uitgeverij Luitingh Sijthoff... wat ben ik dankbaar dat zoveel lieve mensen dit belangrijke moment met mij deelden. Ik hoop dat deze roman over drie generaties Marokkaanse vrouwen in Nederland én een familiegeheim, het hart van vele lezers zal veroveren.

Wil je het boek gesigneerd bestellen? Klik dan hier.


Drie regels voor een bestseller

Een week of wat geleden was ik bij mijn uitgever om de marketing van mijn nieuwe boek te bespreken. De ideeën vlogen over tafel: interviews, lezingen, een leesclub, boekhandel tour, sociale mediacampagne… noem het maar op. Ik ben overal voor in en dat moet ook wel als je als onbekende schrijver je boek aan de man en vrouw probeert te brengen.

Wist je dat in Nederland per jaar maar 70 schrijvers daadwerkelijk kunnen leven van hun boeken? (bron: nrc.nl) Oef. Ik vind het best moeilijk om na zo’n bericht te blijven geloven in mijn schrijverschap. En ik weet het, ik weet het, ik kom net kijken, heb pas twee boeken op mijn naam staan, kom op zeg. Ik wil niet zeuren, ik wil geloven en opbouwen en erop vertrouwen dat ook mijn boeken een groot publiek zullen bereiken. Maar hoelang mag je daarvan dromen als je geen bekende Nederlander bent? Tegelijkertijd weet ik dat het kan, ik zie het een enkeling doen: als onbekende Nederlander een goed boek schrijven en doorbreken. Waar dat dan precies aan ligt weet niemand. Voorwaarde één lijkt me in ieder geval een goed geschreven boek, maar daarna? Meester-verteller Somerset Maugham zei eens: ‘Er zijn drie regels voor het schrijven van een bestseller. Helaas kent niemand ze.’ Een flinke portie lef en geluk lijken me niet onbelangrijk.

Een oud buurvrouw sprak me vanochtend op school aan. ‘Dankjewel voor de mooie uitnodiging voor je boekpresentatie. Wat knap dat je weer een boek geschreven hebt.’ Ik had haar een tijd niet gezien. En daar in die warme hal, omgeven door kersversiering en joelende kinderen, raakte dat compliment me vol in mijn hoofd en hart. De drie regels voor een bestseller mogen dan onbekend zijn, doorzettingsvermogen komt altijd van pas.

De titel van mijn nieuwe roman In je dromen ga jij, is een Marokkaans gezegde. Als bijvoorbeeld een dochter tegen haar moeder zegt: ‘Mama, ik ga vanavond stappen en kom laat thuis.’ Dan krijgt ze als antwoord: ‘In je dromen ga jij.’

De vraag die overblijft voor mij: gaat de dochter wel of niet? Laat ze zich tegenhouden door ongeschreven regels, door de meningen van haar omgeving of durft zij werkelijk te gaan?

Ik ga ervoor, voor die bestseller, ook al ken ik de regels niet. Ga je mee? Je bent van harte uitgenodigd.

 

Ik schrijf met veel plezier deze maandelijkse blog en wens al mijn lezers een liefdevol, gezond en leesrijk nieuw jaar toe.

Mijn roman In je dromen ga jij verschijnt op 8 februari 2019 bij Luitingh Sijthoff.


In je dromen ga jij

Vertel je verhaal

Als schrijver heb je inspiratie nodig. Je kunt je eigen verhaal vertellen of putten uit de verhalen van anderen. Hoe zit dat eigenlijk met In je dromen ga jij? Mijn tweede boek dat volgend jaar verschijnt. Is het mijn verhaal of het verhaal van mijn Marokkaanse vriendin? Zij vertelde mij het verhaal van haar moeder, dus is het dan misschien haar moeders verhaal?

Een paar keer tijdens het schrijven, voelde ik me een verhalendief. Ik schreef op wat mijn vriendin me verteld had over haar moeder, ik schreef het tot in detail op, sterker nog: ik kroop in de huid van haar moeder en stelde me voor dat ík daar eten moest koken in de brandende zon voor twee mensen die mij mishandelden. Dat ík degene was die fouten maakte, niets goed kon doen in hun ogen en daarvoor werd gestraft.

Ik heb dat niet meegemaakt, gelukkig, maar kon het me wel inbeelden. Ik wilde die heftige scene puur houden, de details voor zichzelf laten spreken. Maar telkens dacht ik eraan dat het de moeder van mijn vriendin écht is overkomen en dan stelde ik me voor dat mijn vriendin het later zou lezen, dat ze zou schrikken, dat ze er verdrietig van zou worden. Dat maakte het schrijven lastig. Zij vertelde me wel dat haar moeder mishandeld werd, maar niet hoe of hoe erg. Ze was nog niet geboren toen dit gebeurde. Het was gebruik, zei ze, in die tijd. De schoonmoeders, waarbij de nieuwe dochters in huis kwamen, wilden ze heropvoeden.

Dat maakte indruk op mij. Ik heb de sterke overtuiging dat mensen in wezen goed zijn. Maar al vroeg in onze levens krijgen we te horen wat we allemaal verkeerd doen. Zelfs als je liefdevolle ouders hebt, wordt je ‘wezen’ (je natuurlijke zelf), vaak goedbedoeld, geweld aangedaan. ‘Doe dat nou niet, straks val je’ ‘neem een voorbeeld aan je broer’ ‘jammer hoor, die 6 voor wiskunde’. We leven in een kritische cultuur, waarin schaamte en schuld in allerlei vormen voorkomen. Dit veroorzaakt disconnectie (afstand) in plaats van connectie (nabijheid). Doordat mijn vriendin mij het verhaal van haar overleden moeder vertelde en daarmee ook haar eigen verhaal en ik naar haar luisterde, wilde luisteren, raakten we meer en meer verbonden. En omdat ik in alle openheid luisterde en niets veroordeelde (ik wilde het verhaal zo eerlijk en gedetailleerd mogelijk vertellen) durfde zij steeds dieper het verhaal van haar moeder en zichzelf in te gaan, kwetsbaar te zijn. Ik voelde soms letterlijk haar schaamte over bepaalde dingen door haar woorden heen. Pas als je vertelt over je schaamte of je schuldgevoel en pas als iemand daar ‘open’ naar luistert, kan er verbinding ontstaan.

Toen ik dat ervoer en begreep, wist ik dat het ook mijn verhaal was. Wist ik dat ik geen verhalendief ben maar een verhalenverteller.

Ze zei een keer: ‘De kracht van vrouwen zit in hun verhalen.’ Beter kan ik het niet verwoorden.

Mijn boek is bijna af, de cover is klaar en ik ben er zo blij mee. Het beeld –het meisje als een silhouet vol beweging, de vlieger hoog in de lucht, de vage bergen op de achtergrond en de zon die nog net een laatste lichtstraal over de aarde werpt – én de warme kleuren, ademen de sfeer van het verhaal. Zo komt alles samen, zo ontstaat verbondenheid: door het vertellen van verhalen en ernaar te luisteren.

In je dromen ga jij verschijnt februari 2019 bij Luitingh Sijthoff.


Moeilijke vrouwen: de schaamte voorbij

Wanneer je een roman schrijft weet je soms achteraf pas echt waar je boek over gaat. Bij mij kwam het inzicht na een ontmoeting met Lidewijde Paris tijdens het Literatuurfestival in Utrecht. Zij interviewde daar Paolo Cognetti, schrijver van o.a. De acht bergen. Lidewijde deed dit vol passie en vuur, gaf hem complimenten en stelde hem kritische vragen. Het interview was spannend, ging de diepte in en Paolo werd aan het denken gezet over zijn werk en zichzelf. Tot een man uit het publiek riep: ‘We zijn hier voor meneer Cognetti, niet voor jou.’

Het was een paar seconden stil. Lidewijde negeerde de uitspraak (wat ik sterk vond) en herpakte het interview. Toch gebeurde er iets. Het interview werd vlakker, de complimenten namen het over van de kritische vragen, Cognetti zat niet meer op de punt van zijn stoel maar leunde achterover.

Wat er gebeurde, althans, wat ik denk dat er gebeurde, is dat zelfs zo’n intelligente, belezen en uitgesproken vrouw als Lidewijde zich terecht gewezen voelde en zich aanpaste. Het was heel subtiel, begrijpelijk ook, maar het gebeurde wel. Ik vond het jammer, want de eerste helft van het interview genoot ik volop, zowel van de interviewer als de geïnterviewde. Ik ben ook nog naar Lidewijde toegegaan, om te zeggen dat ik vond dat ze het heel goed deed en dat die opmerking nergens op sloeg en onbeschoft was. Dat kon ze wel waarderen geloof ik. Van Cognetti kreeg ik mooie woorden in mijn exemplaar van De acht bergen: To Inge, who looks for words, good luck.

Dat brengt me weer terug bij mijn eigen boek: In je dromen ga jij. Lidewijde en ik bespraken onze bezigheden en ze informeerde naar mijn boek. ‘Waar gaat het over?’ Die vraag kon ik verwachten. Tot nu toe vertelde ik steeds dat het gaat over drie generaties Marokkaanse vrouwen en een familiegeheim. Daar is niets aan gelogen. Ik vertelde haar wat meer over de inhoud. ‘Waarom heb je gekozen voor een Marokkaans perspectief? Dit had zich ook in een Nederlands gezin kunnen afspelen toch?’ Lidewijde kroop weer in haar rol, dat was duidelijk. Ik antwoordde: ‘Dat had zeker gekund, maar ik kreeg het geheim te horen van een Marokkaanse vriendin.’

‘Oh, dus het is waargebeurd?’

‘Nou, eerder gebaseerd op, maar het is een roman hè?’ Meer hoefde ik niet uit te leggen. ‘Ik wilde ook juist de Marokkaanse cultuur beter leren kennen. We leven vlak naast elkaar maar weten zo weinig van elkaar.’

Bij die opmerking knikte ze beamend.

Een boek (een goed boek) heeft altijd meerdere lagen. En later, op de fiets naar huis en na het ‘incident’ wist ik ineens waar mijn roman écht over gaat. Het gaat over vrouwen die vastzitten in patronen. Patronen die generaties lang geleefd worden, vaak gepaard met gevoelens van schuld of schaamte of het idee je te moeten aanpassen. Of je nou een Nederlandse top-interviewer bent of een Marokkaanse moeder van vijf, we kampen nog steeds met een (vaak onbewust) schuld- en schaamtegevoel. Zolang je je aanpast en niet teveel op de voorgrond treedt, mag je meedoen. Blijf in je rol en niet te kritisch zijn. Vooral dat laatste wordt algauw afgedaan als ‘moeilijk’. Als iemand tegen je zegt dat je moeilijk bent, of moeilijk doet, beschouw dat maar als een compliment. Het betekent dat je iets belangrijk genoeg vindt om ‘moeilijk’ over te doen, dat je je uitspreekt, dat je ‘de regels’ (dat hoort niet, dat doen we zo niet, pas je aan) durft te breken.

Als Westerse vrouwen dit nog steeds lastig vinden, hoe is dat dan voor minderheden of allochtonen of voor mensen die overal buiten lijken te vallen?

Dus naast dat mijn boek mij veel geleerd heeft over de Marokkaanse cultuur, de tradities, normen en waarden, naast dat het een verhaal vertelt over de keuze van een moeder dat mij persoonlijk raakte en aan het denken zette, is het vooral een boek over schuld- en schaamtegevoel en hoe we daartegen moeten vechten. Vooral vrouwen, want die schamen zich wat af. De enigen die daar wat aan kunnen veranderen zijn we zelf en dat is moeilijk. Moeilijker dan naar woorden zoeken en er een boek over schrijven.


Marokkaanse feedback: Bam!

Ze zit schuin naast me op mijn bank om me feedback te geven op mijn manuscript: de dochter van de moeder wiens moeder mij inspireerde tot het schrijven van dit tweede boek. En deze dochter heeft ook een dochter, een dochtertje. Het babymeisje pruttelt in de Maxi-Cosy. Een prachtig meisje met een rond gezichtje en grote donkere ogen. Ze heeft haar Safiya genoemd, naar haar oma. Je weet wel, de oma die me inspireerde. Dat laat ik de kleindochter in het boek trouwens ook doen, haar ongeboren baby Safia noemen, nog voordat ik wist dat deze echte kleindochter dat van plan was… maar over dat soort zaken (kippenvel zaken) schrijf ik nog wel een andere blog.

Ze heeft het manuscript gelezen en ik merk dat ik haar feedback het spannends vind. Niet die van mijn buurvrouw, mijn moeder, mijn uitgever…nee, die van haar. Het verhaal gaat wel over haar oma, al weet ze dondersgoed dat de Safia in het boek NIET haar oma is. Haar oma stond wel model. Net zoals ze ook wel weet dat zij en haar moeder model stonden voor de generaties eronder. Zoveel Marokkaanse mensen ken ik nou ook weer niet, niet van zo dichtbij in ieder geval. Ze vertelt dat ze het twee keer heeft gelezen. Ze is voorzichtig, haar toon, ik voel dat soort dingen aan. Goed geschreven, mooi geschreven. Een grote MAAR hangt in de lucht. Ik zet me schrap. En ja hoor.

‘Maar ik weet niet, sommige dingen kloppen niet, dingen die “wij” nooit zo zouden doen.’

Nou, kom maar op denk ik, daarvoor ben je nu hier.

‘Je noemt de aanstaande bruidegom Emir maar dat is meer Turks, Amir is meer Marokkaans.’

Prima, ik noteer Emir, zoeken en vervangen door Amir. Als dat alles is.

‘En je laat de familie ook eten meebrengen als oma in een coma is. Dat doen we niet. Wel als mensen ziek zijn, maar niet als ze kritiek liggen.’

Tja, logisch wel, foutje, pas ik aan. Ze kijkt op haar mobiel en ik vraag me af hoe lang haar lijstje is.

‘Heb je nog veel?’

‘Nee hoor, nog twee dingen.’

Ik haal opgelucht adem. ‘Vond je het moeilijk?’ vraag ik. ‘Om te lezen, het komt vast dichtbij.’

‘Erg moeilijk, soms moest ik het wegleggen.’

Haar meisje krijgt een rood koppie. Ze haalt haar uit het stoeltje en we leggen haar op een deken op de bank. Ik krijg een grote glimlach. Ze trappelt met haar beentjes.

‘Dus, even kijken. Je laat nadat oma dood is, de familie naar het huis van Aya gaan, maar logischer zou zijn als ze naar het huis van de oudste zoon gaan. Als oma ‘s nachts overlijdt zal de eerste bezoeker de volgende ochtend al op de stoep staan. Dat gaat als een lopend vuurtje, via via, de hele tijd mensen in je huis. Ze komen helpen, brengen eten mee, koken mee. Een continue stroom van mensen.’

‘Goed om te weten, daar moet ik dan even over nadenken, want in die scene gaat het vooral om het gesprek tussen Mariam en Aya. Kan ik verplaatsen naar het huis van Youssef. Kan. Misschien iets anders. En je had nog iets toch?

Ze kijkt me iets te lang aan. ‘Dit is een lastige denk ik. Als oma, zo’n belangrijk familielid, in coma in het ziekenhuis ligt, dan zouden wij nooit een bruiloft door laten gaan.’

Bam! Die komt hard binnen. Mijn buurvrouw, mijn moeder, mijn uitgever, ikzelf… zijn er compleet langsheen gegaan. Ik laat het bezinken. ‘Dat zouden wij ook niet doen,’ zeg ik. ‘Nee, dat heeft niets met cultuur te maken. Dat doe je niet. Shit.’ Shiterdeshitshit. Op de bruiloft komt mijn hele verhaal samen en de oma moet in coma zijn, dat is hoe ik haar verhaal vertel (klinkt vreemd, ik weet het, lees het boek maar als je wilt weten hoe dat zit).

‘Ja, zegt ze, dat zag ik ook, daarom twijfelde ik of ik het zou vertellen.’

‘Maar, nee. Juist goed dat je het vertelt, je hebt gelijk. Ik moet hier iets mee. Voor mijn ogen stort het verhaal in, zie ik mezelf het manuscript deleten en opnieuw beginnen. Opnieuw beginnen??? Nee toch zeker. Dat kan niet, dat mag niet. Het boek komt in februari uit, ze zijn de cover al aan het maken. Ik had de eerste correctieronde al overleefd.

Ik moet kunnen nadenken. We spelen nog even met Safiya, omhelzen elkaar en ik bedank haar. Zodra ze weg zijn ijsbeer ik door mijn huis. Ik moet Hedda spreken (de uitgever), misschien weet zij een oplossing. Hedda neemt niet op, ik spreek iets paniekerigs in. Maar wacht even, ik ben de schrijver. Denk Ing, denk. De bruiloft uitstellen tot oma overleden is. No way, dan klopt mijn einde ook niet meer. Oma minder ziek laten zijn. Nee, dat is nu juist het drama wat het urgent maakt, waardoor haar dochter in actie moet komen. Oma, oma, oma, waarom denk ik steeds aan oma? Naar oma wordt geluisterd, oma wordt gerespecteerd, oma’s wil is wet…

Bam! Ik bal mijn vuist. Ik heb het, de oplossing. Snel app ik de kleindochter om zeker te zijn. Ze reageert positief. Alhamdoelillah (ik spreek inmiddels een woordje Marokkaans).

Pffft, na dit boek ben ik er wel even klaar mee hoor, met die Marokkanen. ‘Foei mevrouw de schrijver,’ zou Emmy zeggen (een ander personage uit mijn boek), ‘schaam je.’ En ik zou zeggen. ‘Foei Emmy, waar is je gevoel voor humor gebleven?’ En daarna zouden we allemaal heel hard Bam! roepen en lachen en opgelucht zijn en kwam het allemaal, toch nog helemaal goed.


Inspiratie voor boek 3

Ik weet het, ik weet het. Ik ben nog volop bezig met mijn tweede roman - de correctierondes, het maken van een auteursfoto, het ontwikkelen van de cover en volgend jaar februari, rond de boekpresentatie flink promotie maken - en ik wil niet bewust bezig zijn met alweer een volgend boek, maar het dringt zich vanzelf op. Renate Dorrestein zei over inspiratie: 'Die personages komen in een luchtbel langzaam mijn kant op zweven en eenmaal boven mijn werktafel spatten de bellen uiteen en moet ik er iets mee doen.'

Of ik nu wil of niet, sinds ik een idee heb voor die derde roman, zoemt de inspiratie om me heen. Veel van wat ik lees, ervaar en doe heeft of krijgt een link met dat derde boek. Ik probeer het schrijven nog uit te stellen, want boek twee moet eerst af, maar eerlijk gezegd weet ik niet hoe lang ik dat nog volhoud.

Wat ik wel alvast doe is de ideeën die door mijn hoofd dwarrelen opschrijven. Dat gaat schetsmatig, op alles wat los en vast zit. Dat laatste is niet zo handig, dat weet ik ook, want kan ik het nog wel terugvinden straks? Maar goed, er komt een moment dat ik alle krabbels, uitgescheurde bladzijden, artikelen, uitspraken en losse zinnen verzamel en netjes in een document in mijn computer zet. Dat klinkt inefficiënt en onlogisch -doe dat dan direct- maar zo werkt het voor mij blijkbaar. Zal wel iets met het creatieve proces te maken hebben en zo niet, dan maak ik mezelf dat graag wijs.

Een belangrijk thema in het boek gaat ‘rouw’ worden. O jee, waar begin ik nou toch weer aan. Om rouw zit een clichématig en larmoyant ‘zwart’ randje, mensen die pijn lijden, die dingen niet kunnen verwerken die ‘moeten’ loslaten. Ik weet het, ik weet het. En toch wil ik daarover schrijven. Waarom? Omdat in het huidige boek dat ik schrijf een personage opgedoken is. Emmy heet ze. Emmy is oud en weduwe en raakt bevriend met het hoofdpersonage Mariam. En ze heeft iets. Iets waardoor ik vind dat ze meer verdient, geen bijrol maar een hoofdrol. Emmy heeft iets lichts, ze heeft humor. Dus er komt ook veel humor in het boek, althans, dat is de bedoeling. Het lastige met humor is, is dat dit zeer persoonlijk is.

In het zomermagazine van de Volkskrant staat de komende weken een literaire top 10 van geestigheid: tien grappige fragmenten uit de Nederlandse literatuur. Ze trapten af met een column van Remco Campert: Tot zoens. Ik las de column en kwam niet meer bij. Ik las hem nog een keer en opnieuw lag ik in een deuk. Ik las de column voor aan mijn moeder (die mij nog waarschuwde dat ze mogelijk een ander gevoel voor humor had dan ik), ook zij lachte voluit en ik deed mee, bij mijn vader: idem. Blijkbaar is er dus een soort humor die elk mens aan het lachen kan brengen.

Eerst vertelt de schrijver over zijn treffen met een Spaanse schoenpoetser op de Ramblas, die zonder dat Remco daarom vraagt een stel nieuwe zolen onder zijn schoenen timmert. De zolen laten na twee dagen al los waardoor Remco als een pinguïn door de stad flappert. Het heeft alles te maken met het gebrek aan kennis van de Spaanse taal, zo gaat hij verder. En dan volgt het relaas over zijn poging om postzegels en een envelop te kopen in een sigarettenwinkel. Ik neem het stuk integraal over, want het is te leuk om jullie te onthouden:

‘Ik wist dat het woord voor postzegel sello was en dat een envelop een sobre was: er kon dus weinig misgaan, dacht ik. Maar de winkelier keek me wanhopig aan toen ik mijn bestelling had geplaatst en begon weifelend achter zicht te tasten naar een sigarettenmerk waarvan hij bijna zeker wist dat het niet bestond. Later, toen alles op zijn pootjes was terechtgekomen, vroeg ik me af hoe het nu allemaal geklonken zou hebben als het Nederlands was geweest.

Ongeveer zó, vermoed ik.

‘Goedegommel.’ (Dat is mijn ochtendgroet bij het binnenkomen van de winkel)

‘Wat wenst u?’ (De winkelier heeft al iets schichtigs in zijn blik)

‘Twee pestzagels van zus peezzetas en een vanderlop, astamblieft.’

‘Wélk merk zei u precies?’

De winkelier begint aan een lange opsomming van zijn sigarettenmerken.

Ik begrijp dat er iets niet goed is gegaan.

‘Nee, nee, geen sigoeretzums. Ik wil poeszeggers en een ankerdop. Asserbieft.’

De winkelier helpt een paar andere klanten en drukt me dan een doosje lucifers in de hand.

Verdomme. Ik spreek het toch zeker duidelijk genoeg uit.

‘Poostzeven,’ bijt ik hem toe. ‘Twee van zus. En een anvulflop.’

Wat kán hij bedoelen? Zie ik de winkelier denken.

En hij zegt, zijn moerstaal sterk vereenvoudigend: ‘Wij deze niet hebben.’

Hij deze niet hebben? Dat wil er bij mij niet in.

‘Wat?! U niet hebben portvlegels en een appulloep?’

‘Neen. Wij hebben Kameelfilter, Marobórolo en Felipe Maurice. En natuurlijk heerlijke sigaremanze en pipotabbakos.’

Gelukkig komt er nu een klant binnen die ook postzegels moet hebben en ik begin opgewonden knikkend op de tevoorschijn gebrachte zegels te wijzen. De winkelier begrijpt me en even later heb ik er twee van zus te pakken en kort daarop mijn vanvulvop.

‘Muy bien, muy bien,’ zegt de winkelier zoals men tegen een kind spreekt dat een eenvoudige optelsom tot een goed einde heeft gebracht.

‘Hel god, hel god,’ echo ik tevreden.

En met een welgemeend ‘tot zoens’ verlaat ik de zaak.

Kijk, zo kun je dus geïnspireerd raken. Niet dat je zo’n column een op een direct kunt gebruiken of toepassen, Campert is een geweldenaar, maar het roept een gevoel op, iets dat je kunt nastreven. Daarom is veel lezen en goed om je heen blijven kijken zo belangrijk als je schrijft. Aantekeningen maken, lijstjes bijhouden, films en series kijken helpt trouwens ook.

En zo probeer ik het schrijven nog uit te stellen, aan dat boek, dat derde boek, waarvan de luchtbellen mijn kant opzweven. Het is me in ieder geval nog één column lang gelukt.


Manuscript af en dan...

Ik voel me niet zo lekker, beetje grieperig, lamlendig. Er is een leegte, een leemte, iets onbestendigs. Mijn manuscript ligt bij de uitgever en bij een paar proeflezers. Ik hang wat rond, werk wat (al zou ik meer kunnen doen), ruim iets op, lees in twee nieuwe boeken over schrijven en een roman tegelijk. Buiten schijnt de zon, mijn kinderen lopen de avondvierdaagse, dit weekend wil ik een muur gaan verven.

Van beneden piept de droger, er is iets mee. Ik moet elke keer opnieuw op de startknop drukken wil ik dat hij verder draait. Een dezer dagen gaat hij stuk. Ik heb geen geld voor een nieuwe. Ik heb wel een wasrek.

De witte bloemen van de orchidee, hier naast me op de eettafel, hingen gisteren slap. Ik vulde de wasbak met water en zette de orchidee erin. Het heeft geholpen, gelukkig maar.

In een van de twee boeken over schrijven las ik een mooi gedicht van Oscar Wilde, het gaat zo:

Love will fly if held too lightly,

Love will die if held too tightly,

Lightly, tightly, how do I know

Whether I’m holding or letting love go?

In het boek was het woord love vervangen door art. Art kun je volgens de schrijver van het boek (Ray Bradbury, Zen in the art of writing) ook vervangen door muse, creativity, the subconscious, heat, flow. Hij vertelt dat mensen groeien door te eten en te drinken, en tegelijkertijd groeien door alles wat ze in hun leven opdoen aan geluiden, beelden, geuren, smaken en texturen van mensen, dieren, landschappen, gebeurtenissen, groot en klein. Hij zegt dat we onszelf volstoppen met deze indrukken en ervaringen en onze reacties erop. Het is voedsel waardoor de muse groeit. Het zit in ons, wij zijn het.

Het gedicht stemt me droevig, morgen stemt het me misschien vrolijk. Het kan twee kanten op met dit gedicht. Net als met mijn manuscript. Ik weet dat ik het verhaal moet loslaten, maar ik wil het nog vasthouden, vandaag. Morgen denk ik er anders over. De proeflezers zijn enthousiast, de uitgever ook. Er komen nog correctierondes, dat herinner ik me van mijn debuut, die zijn hard nodig. Want als je daar doorheen bent, komt je eigen verhaal je de neus uit.

Als ik niet kan slapen (wat vaak zo is), pak ik mijn laptop (dit bevordert de slaap niet) en lees een willekeurige passage uit mijn nog te verschijnen boek, zoals deze:

De verhalen van mijn moeder, haar aandacht en die van mijn zussen, hun zorg en de muziek van de krekels, brengen me langzaam terug naar het land van de levenden. Dag en nacht speelt het krekelorkest haar muziek, soms zwakt het af tot er nog maar één trillende solo klinkt, of stopt het abrupt als een tussentijds ademhalen. De dirigent zwaait zijn pootje en precies tegelijk zetten alle muzikanten weer in, het getjirp zwelt aan. Het vertrouwde geluid resoneert in mijn oren en wanneer het ineens stopt lijkt de wereld te stil. De krekels horen bij mijn land, bij de droge rode aarde en de zon die verzengend op je huid brandt. Hun melodie klinkt als zoete vijgen die smaken naar room en jam, sardientjes vers uit de zee, gebakken met zout boven een vuur van kool en dennenhout, kristalhelder water met een emmer omhooggehaald uit de put, metersdiep, natuurlijk gezeefd door zand en kiezels, bergen vol fruitbomen, kruiden, noten en zaden, met gesteente in rode, paarse, bruine en gele tinten, de vijf dagelijkse oproepen tot gebed van de imam in zijn minaret die door de lucht schallen, liters thee, geurend naar mint, de hele dag door in bogen uit zilveren kannen uitgeschonken en aangeboden (uit: In je dromen ga jij).

Of ik staar een tijdje naar het plafond en laat het idee voor mijn volgende boek door mijn hoofd dwalen. Het idee is er, dat stelt me gerust, soms.

Op de boekpresentatie van de schrijver van de roman die ik naast de twee boeken over schrijven aan het lezen ben (Saturnusplein 3, Josha Zwaan), ontmoette ik een vrouw en na een tijd met haar te hebben gesproken, constateerden we beiden dat onze ontmoeting geen toeval kon zijn; haar werk bestond uit het idee voor mijn derde roman. Ik kreeg haar kaartje, ik ga haar interviewen, ik wil van haar leren, die nieuwe wereld ingaan, nog niet, maar ergens nadat mijn huidige boek af is, echt af met een cover en een strik erom.

Deze blog ontstond uit een soort tegenzin, uit lamlendigheid, een beetje grieperig. Toch helpt het wel, schrijven, gelukkig maar.