Manuscripta 2016

interviewOp zaterdag 3 september werd ik samen met de andere genomineerden voor de Hebban Debuutprijs geïnterviewd door Bart Gielen (van Barts Boekenclub) tijdens Manuscripta (het grote event in Amsterdam ter opening van het nieuwe boekenseizoen). Een paar jaar geleden liep ik nog de kramen van de uitgeverijen af om visitekaartjes van redacteuren te scoren omdat ik ze mijn manuscript wilde opsturen, nu zat ik aan de andere kant bij Bart 'op de bank' om te vertellen waar mijn boek over ging, hoe het is om te debuteren en wat daar allemaal bij komt kijken. Zodra ik over mijn roman 'Tot waar we kijken kunnen' mag vertellen geniet ik en stroomt het. Daarbij was het erg leuk om ook de andere genomineerden (Kim van Kooten, Sandra Bernart en Erik Rozing) te ontmoeten en over hun belevenissen als debutant te horen. Lize Spit was er niet bij, maar haar zien we vast wel op 27 september bij de prijsuitreiking van de Hebban Awards. Ik kijk uit naar die avond. Alleen al erbij mogen zijn als genomineerde is een eer en belevenis op zich.


Hebban Shortlist

Tot waar we kijken kunnen in de race voor Hebban Debuutprijs 2016

Hebban Shortlist
Hebban Shortlist

Vandaag werd bekend dat mijn roman 'Tot waar we kijken kunnen' op de shortlist van de Hebban Debuutprijs 2016 terecht is gekomen, samen met vier andere romans van debuterende schrijvers. Een jury gaat nu de vijf boeken lezen en beoordelen. Op 27 september a.s. wordt de winnaar bekend gemaakt tijdens de Hebban Awards, de verkiezing van de beste boeken van het jaar.

Lees er meer over op Hebban!


Een mooie recensie van Tot waar we kijken kunnen

Hanneke Tinor-Centi schreef: Met haar debuutroman ‘Tot waar we kijken kunnen’, geeft Van der Krabben overtuigend haar visitekaartje af.

Lees hier de complete recensie


3 excuses om niet te schrijven

grapesofwrathTot vorige week schreef ik niet. Ik wilde wel werken aan boek twee, maar deed het niet. Zelfs bloggen vond ik niet meer de moeite waard. Wat stelde het voor? Voor wie deed ik het? En zou niet ieder mens in mijn situatie (je leven op zijn kop door een scheiding) stoppen met schrijven? Toen las ik op een gegeven moment een artikel waarin passages stonden uit het dagboek van John Steinbeck dat hij bijhield tijdens het schrijven van ‘Grapes of Wrath’.  Wat me opviel was dat zelfs deze Nobelprijswinnaar aan zichzelf twijfelde. Was hij wel een ‘echte’ schrijver, werd dit boek wel goed genoeg? Wat me vooral opviel was dat hij ondanks dat elke dag schreef, aan zijn roman en in zijn dagboek. Zijn dagboek gebruikte hij om zijn diepste angsten en twijfel van zich af te schrijven zo leek het, en hij eindigde dan ook steevast met opmerkingen als: ik ga weer schrijven, kom op, schrijven nu, doorgaan John. Vrienden werden weggestuurd, elke ochtend een kop koffie en dan meteen aan de slag, geen excuses. Het maakt dus 1) niet uit hoe de omstandigheden zijn, het maakt 2) niet uit dat je boek niet perfect is. Het maakt ook 3) niet uit wat je voelt. Over dat laatste. Wat je voelt is geen waarheid. De waarheid die elke schrijver moet hebben is dat je gaat zitten en gaat schrijven. Dat je het boek waar je aan werkt eerst afmaakt voor je met iets anders begint. Ik piepte twee weken geleden nog tegen mijn uitgever dat ik worstelde met mijn einde, dat het me niet lukte een einde te schrijven. Tot ik daar eens over nadacht en besloot ervoor te gaan zitten. Ik ging een einde schrijven en het maakte niet uit wat voor einde. Ik schreef twee scenes en daar had ik mijn einde. Zo simpel was het. Misschien (nog) geen blijvend einde, maar wel een einde.

Ik houd sinds een week elke ochtend een dagboek bij. Ik ga na het ontbijt zitten en schrijf tien minuten zonder dat mijn pen van het papier komt. Maakt niet uit wat. Gewoon die stroom op gang brengen en houden. Ook al voel ik me ellendig, juist dan, daar komen zinnen van.

E.B. White: ‘A writer who waits for ideal conditions under wich to work will die without putting a word on paper.’


Een inspirerend gesprek met Gertjan zonder G

Een goed gesprekSoms komt inspiratie voor je blog uit onverwachte hoek. Zoals die keer dat ik sprak met Herman Koch bij een tankstation. Nou ja, Herman sprak en ik keek hem schaapachtig aan. Deze keer stopte het idee voor mijn deur in een taxibusje. Onder de indruk van zo’n grote bus voor mijn kleine persoontje stapte ik voorin, de deur werd galant voor me opengehouden door de chauffeur. Hij was eigenlijk al onderweg naar huis, woonde ook in Leidsche Rijn, maar had de rit toch aangenomen. Ik vroeg of hij voor zichzelf werkte, vroeg hoeveel uur hij op een dag maakte, vroeg of hij kon rondkomen van taxichauffeur zijn, vroeg of hij Turks was (een gokje), vroeg of … anyway, ik vroeg hem dus van alles en we raakten in een steeds mooier gesprek verwikkeld: over dat het moeilijk was om de dingen te doen die je graag wilde doen en daar dan ook nog je brood mee te verdienen, over hoe belangrijk het is je te blijven ontwikkelen. Ik vertelde dat ik een roman had geschreven en hij vroeg waar het over ging. Hij vertelde dat hij graag las maar dat hij vooral Turkse boeken las, hij merkte wel dat zijn Nederlands slechter werd. Toen we stopten voor een rood licht in de buurt van het centrum van Utrecht pakte hij en pen en een kaartje en vroeg me hoe mijn boek heette. Terwijl hij de titel en mijn naam opschreef vertelde hij dat hij van de 11 uur die hij per dag werkte, maar vier uur echt op de weg zat. De rest was wachten, en het voelde steeds meer als verspilde tijd. ‘Eigenlijk wil ik meer Nederlandse boeken gaan lezen en de taal ophalen,’ zei hij. ‘En nu ik jou heb ontmoet, ja, dat is toch anders als je de schrijver van een boek kent, wil ik jouw boek gaan lezen.’ Dat het over familie ging, over de complexe band tussen ouder en kind, sprak hem met twee tienerkinderen erg aan.

Een Turkse taxichauffeur die mijn boek wilde lezen, mooier kon het niet worden. We bleven elkaar vragen stellen en reden pardoes verkeerd in de smalle steegjes van de stad. Koelbloedig trotseerde hij in zijn achteruit de doodlopende eenrichtingsweg die we ingeslagen waren. Fietsers die wilden passeren en een tel af moesten stappen keken ons met kwade koppen aan. Maar in de taxi was het prettig vertoeven, ging het gesprek vervolgens over hoe snel mensen gefrustreerd waren als je net iets afweek van de regels en over allerhande vooroordelen. Deze rit zal ik niet snel vergeten dacht ik, toen ik hem betaalde, want hadden wij niet net alle grote verschillen, twijfels en vooroordelen in Nederland aan de kant geschoven en ons verdiept in elkaar van mens tot mens? Bij het uitstappen vroeg ik op de valreep: ‘Hoe heet jij eigenlijk?’ Erdan, verstond ik en herhaalde het verkeerd. Toen zij hij genegen: ‘Zoals Gertjan, maar dan zonder G’.


Lezen om te verdwijnen

lezenIk heb het gevoel alsof ik in een bubbel zit, een bel waarin de tijd bijna stil staat of liever gezegd, waarin ik zelf de tijd bijna laat stil staan. Bijna. Ik heb zoveel taken klaar liggen maar ik doe ze niet. Liever lees ik boeken, neem ik mijn dochtertje mee naar muziekfestivals en zwembaden, en lees ik nog meer boeken, kranten, tijdschriften, nieuwsbrieven, mailtjes. Lezen, lezen, lezen. Waarom lees ik zoveel? Het maakt me rustig, zorgt ervoor dat mijn eigen gedachten niet met me op de loop gaan. Ik zie het manuscript van een cliënt op tafel liggen dat ik moet analyseren en schuif het wat verder weg onder de fruitschaal. Ik moet nieuwe lessen in elkaar zetten voor de schrijfcursussen die ik ga geven, maar september is nog ver weg. Ik zie mijn manuscript liggen dat ik uitprintte, herlas en herschreef vol blauwe strepen staan en waarop de pen (alweer twee weken) ongebruikt bij bladzijde zes rust. Morgen heb ik twee afspraken: mediation en het ziekenhuis. Het liefst zou ik alles stopzetten. Geen taken, geen afspraken, alleen maar het ene boek na het andere lezen en op me laten inwerken. Er speelt zich zoveel af in mijn binnenste, in mijn ziel, dat dit, dit obsessieve lezen, waarschijnlijk mijn manier is om met deze tijd, deze periode in mijn leven om te gaan. Ik kan er niet over schrijven, nog niet, dus ik lees. Zo bezweer ik wat zich in mij bevind, waar ik geen grip op heb en wat er voorlopig niet hoeft te zijn. Morgen, overmorgen, of de dag dat ik het niet langer uit kan stellen pak ik toch dat manuscript en het analyseer het, duik ik toch weer in mijn eigen manuscript, zet ik toch de lessen in elkaar en ga naar de afspraken die ik nou eenmaal heb gemaakt. Want ik weet dat die dingen belangrijk zijn, dat die ook mijn tijd vullen en daardoor mij vormen. Een mens is gedachten en gevoel en gedrag. De behoefte aan de leesbel is voor nu groter dan de rest en ik kan niet wachten om terug in het boek (Muidhond) te duiken waarin ik halverwege ben en de schrijfster (Inge Schilperoord) toevallig (of niet) de tijd op een indringende manier vertraagd. Het mag als ik deze blog geschreven heb, want dat ben ik ook nog: blogger. Dan ga ik opnieuw in mijn leesbel zitten en kan ik verdwijnen in een ander verhaal.

‘One can’t write directly about the soul. Looked at, it vanishes’ – Virgina Woolf


Schrijftijd

citaat stathamNeem jij voldoende schrijftijd?

Dat mijn blog ‘Krabbels’ heet krijgt deze dagen wel een heel letterlijke betekenis. Ik krabbel langzaam op. Lange tijd lag mijn manuscript voor boek twee steeds stoffiger te worden. Met de spaarzame uitzondering van de schrijfretraite van april waarin het mij lukte een aantal nieuwe scenes te schrijven, voelde ik mij elke dag dat ik niet schreef schuldig. Ik schreef wel, maar dan meer over wat me bezighield. Ik werkte niet aan boek twee. Tot ik een paar dagen geleden achter mijn laptop ging zitten, het manuscript opzocht in verkenner en op print drukte. Als ik de tijd neem manuscripten van andere schrijvers te analyseren, dan kan ik dat minstens ook voor mijn eigen verhaal doen, bedacht ik me. Ik nam de tijd om mijn eigen boek te lezen, zoals ik in de dagen erna ook de tijd nam om een signeersessie te houden voor mijn eerste boek in het dorp waar ik opgroeide, op de uitnodiging van een plaatselijke journaliste aldaar inging voor een spontaan interview onder het genot van haar zelfgebakken appeltaart, naar een workshop yoga tussen de boeken ging met mijn schoonzus, helemaal in Bergen op Zoom en daar na afloop op een terras in de zon een eerlijk gesprek had over onze levens en ervaringen.

Bij het doorlezen van mijn manuscript constateerde ik dat ik al een heel eind op weg was en zag ik waar ik te snel ging en waar te langzaam, waar iets miste of juist iets bij moest en terwijl ik las, de tijd nam om te lezen, voelde ik ook dat het goed was dat ik het een tijd had laten liggen (en me dus voor niets schuldig had gevoeld). Want in die tijd had ik nieuwe ervaringen opgedaan, nieuwe boeken en artikelen gelezen en bepaalde, voor mij waardevolle, inzichten gekregen die passen bij dit verhaal en die ik er nu een plek in kan geven.

Ik las een stuk van Marc Wittman over hoe wij de tijd ervaren. Hij stelt daarin dat als je probeert breed te leven in plaats van lang, je het gevoel krijgt van een vol leven. Breed leven is nieuwe ervaringen opdoen en jezelf uitdagen. Het is ook bewust leven, de momenten en de bijbehorende emoties ervaren en opslaan. Voor mij werkt het zo. Als ik kijk wat ik de afgelopen tijd heb gedaan en hoe ik genoten heb van de mensen, de momenten, de gesprekken, het hernieuwde schrijfwerk aan boek twee en de nieuwe balans die ik probeer te vinden met vriend en kinderen, dat alles voelt waardevol en zinvol. Het is schrijftijd.


Een goed gesprek

dialoog‘Dag schrijver.’

‘Ik weet het niet.’

‘Wat niet?’

‘Wat ik schrijven zal.’

‘Dan schrijf je toch niet.’

‘Maar dan blijft het zo leeg.’

‘Is dat erg?’

Stilte.

‘Ik weet het niet.’

‘Wat niet?’

‘Alles niet.’

‘Kom op, gewoon wat meer je best doen en anders niet zeuren.’

‘Vind je dat ik zeur?’

‘Ga je nou wel of niet schrijven?’

‘Ik schrijf toch. Al kun je het nauwelijks schrijven noemen. Het is meer een experiment.’

‘Het leven is een experiment.’

‘Maar het gaat nergens over.’

‘Dat moet je niet te snel zeggen.’

‘Het gaat helemaal nergens over. En er zit ook veel te veel herhaling in en van die nietszeggende woorden.’

‘Dat zijn vaak de beste gesprekken.’

‘Ik weet het niet.’

Stilte.

‘Dat geeft niet.’

 

Experimenteren met taal en vorm is goed en nuttig. (uit Dialogen schrijven van Don Duyns)


Binnenstebuiten

lichtpuntjesIn mij woont ik. En vandaag (zondag) besloot ik om helemaal niets te doen. Dat kan natuurlijk niet, want zelfs als je niets doet ben je bezig met niets doen. Maar goed, ik bedoelde vooral om lang uit te slapen, niet aan te kleden, in bed aan een nieuw boek te beginnen en dat zes uur later op de bank uit te hebben. En toen? Het plafond bleef wit, van buiten drongen geluiden door. Ik besloot om eens goed te luisteren en al die geluiden te onderscheiden. Op een vreemde manier waren ze daardoor niet verstorend, maar juist rustgevend. Een brommer die langs knetterde, een auto die optrok en even later piepend afremde, voetstappen op de trap bij de buren. De lucht bleef blauw en er dreven dikke wolken in, witte en grijze. Een meeuw vloog het uitzicht binnen, een tweede volgde, daarna een derde en een vierde. Ze zweefden of doken omlaag, gebruikten de thermiek als een glijbaan, cirkelden om elkaar heen. Ze speelden hoog in de lucht. Kon ik maar vliegen, dacht mijn kleine ik. Die woont ook nog steeds in mij en neemt af en toe het woord. In mij praten grote ik en kleine ik. Complete dialogen, ze komen en gaan. Laat ze maar gaan, want de woorden kunnen vandaag niet vangen wat erachter zit, wat echt is. Opstaan, aankleden, water in mijn gezicht, schoenen en jas aan en naar buiten. Van binnen naar buiten. Binnenstebuiten. Lopen tot mijn ikken stil zijn.

In iets goeds zit altijd iets slechts en in iets slechts iets goeds. We maken keuzes, elke dag, elke minuut, misschien wel elke seconde. Soms willen we niet kiezen maar ontkomen we er niet aan. Vandaag schreef ik niet op wat ik dacht, maar schreef ik op wat ik deed. Mijn gedachten, zoekend, liet ik buiten los, ze vlogen de lucht in naar de spelende meeuwen.