Het 'stemmetje' in jezelf

‘Nothing any good isn’t hard,’ schreef F. Scott Fitzgerald en ik ben het daar grondig mee eensDit geldt zowel op emotioneel niveau als op ervaringsniveau, want niemand wordt een schrijver alleen maar door er een te willen zijn. Een roman schrijven is durven, is doen, is moeilijk.

Wanneer ik niet schrijf ben ik me ervan bewust dat ik iets mis. En als dit lang duurt raak ik geïrriteerd en als het té lang duurt, lusteloos. Ik weet dat hoe langer ik wacht, uitstel, hoe moeilijker het zal zijn om weer te starten.

Wanneer ik schrijf, zeker als het goed gaat, stap ik in een andere dimensie. Ik leef mijn leven en ik leef tegelijkertijd in het verhaal dat ik creëer. En als het heel goed gaat kom ik in een flow, haal ik dingen uit mezelf waarvan ik me niet bewust was dat ik ze kon.

Toch is er, of ik nu het gevoel heb dat ik hard moet werken of dat het haast vanzelf gaat, altijd dat ene stemmetje. Ik denk dat iedereen die iets creëert het wel kent: ‘Doe ik het goed? ‘Is dit goed?’ Ik weet inmiddels dat dit stemmetje erbij hoort. Het is vervelend, maar ook broodnodig, want: nothing any good isn’t hard.

Vorige week stuurde ik mijn nieuwe versie van ‘In je dromen ga jij’ naar mijn uitgever Hedda. Op zo’n moment gilt het stemmetje het uit: ‘Help, help’ en ‘ze gaat het niet goed vinden’ en nog meer ‘heeeeelp!’ Maar door de reactie van Hedda heb ik twee dingen geleerd. Dat zij een hele goede uitgever is die ervaring heeft met stemmetjes én dat ik zelf best wel weet wanneer het stemmetje puur paniek zaait. Ze vroeg: ‘En Inge, denk je dat er nog een feedbackronde nodig is of denk je dat het zo goed is?’

‘Hè? Wat? Eh?’ Vraag je dat aan mij? Kortsluiting in mijn hoofd, een tijdje niks en dan dalen haar woorden in. Natuurlijk vraagt ze dit aan mij. Ik ben de schrijver van dit verhaal, ik moet zelf aanvoelen of het goed is, goed genoeg is. Ik sluit mijn ogen, denk aan de eerdere feedbackrondes, het herschrijven, het sleutelen, het toevoegen van karakter, van details, hoe de flow het soms overnam en ik het verhaal ademde en de personages in mijn hart sloot. Hoe tevreden ik ben met het begin, met het einde en alles daartussenin. Niets is perfect en dat hoeft ook niet. Dus antwoord ik: ‘Het is goed zo.’

Ik voel een grote dankbaarheid. Hedda begrijpt hoe precair dit hele proces is. Dit proces van naar binnen gaan en aanvoelen wat er is, wat er nog nodig is of juist niet. Het komt ook terug in mijn boek en dat gebeurt niet voor niets. Het is een leidraad in mijn leven: steeds meer durven vertrouwen op dat stemmetje, aanvoelen wanneer ik er wel naar moet luisteren en wanneer niet. Durven vertrouwen op hetgeen ik kan en daarmee de weide wereld ingaan, ook al is dat niet gemakkelijk.

En dan herinner ik me dat ik tijdens mijn boekpresentatie van mijn debuut in augustus 2015 een Hennatatoeage op mijn hand had staan. Toen, drie jaar geleden, was ik al met dit nieuwe boek bezig. Een roman schrijven is ook doorzetten. ‘Goed bezig Ing,’ zegt het stemmetje. Nothing any good, isn’t hard indeed!


Waarom ik mijn tweede roman schrijf -deel 2

Een andere cultuur opsnuiven is iets wat we doen als we naar verre oorden reizen. Meestal blijft het bij ‘opsnuiven’; het exotische eten, de extreme warmte of kou die we niet gewend zijn, en de andere gewoonten en gebruiken van de mensen waarover we ons nog kunnen verbazen. We genieten voor de duur van onze reis van al dat ‘vreemde’, genieten thuis nog even na met de foto’s, een laatste snufje vakantiegevoel en dan keren we terug naar onze dagelijkse routines en vertrouwde stamppot.

Als je, zoals ik, besluit om een roman te schrijven over en zelfs vanuit zo’n andere cultuur kun je het niet bij ‘opsnuiven’ laten. Je moet je verdiepen, jezelf onderdompelen in dat ‘vreemde’ en dat is tegelijkertijd verruimend en benauwend. Verruimend omdat ik zoveel nieuws leer, omdat ik dichterbij kom en daardoor het ‘vreemde’ steeds minder vreemd vind. Dat ervaar ik als iets goeds. Ik praat met mijn Marokkaanse vriendin en haar man en dochters, we komen bij elkaar over de vloer, zijn samen op reis geweest; de verschillen verdwijnen en de overeenkomsten verschijnen. En als ik daaraan denk dan lukt het, dan lukt het me om te schrijven vanuit Marokkaans perspectief omdat mijn personages op mij lijken en ik me in hen kan verplaatsen. Dan verzin ik verhaallijnen en karaktertrekken en plotwendingen en stroomt het verhaal als vanzelf uit mijn typende vingers. Dan hoop ik dat ik het verhaal krachtig genoeg vertel, zodat straks alle lezers, allochtoon en autochtoon, het goed zullen vinden, erdoor geraakt worden.

Benauwend is het als er een kritisch stemmetje mijn hoofd binnensluipt dat zegt: ‘Jij gekke schrijver, zo denken wij niet, zo doen wij niet.’ Dan krijgen de verschillen ineens de overhand en is het net alsof de personages mij wegduwen. ‘Jij weet niets van ons, jij hoort niet bij ons, hou maar op.’

Ik kan je verzekeren dat op zulke momenten het schrijven, ploeteren met een hoofdletter P wordt. Dan wil ik het liefst stoppen en aan mijn derde boek beginnen waarvan de ideeën zich steeds sterker naar voren dringen. Maar zo ben ik niet. Zo mag ik van mezelf niet zijn. Dan is het net alsof ik alleen maar op vakantie was in dit tweede boek, een tijdelijke passant, die, toen het te moeilijk werd, gauw terugkeerde naar de bekende stamppot.

Ik heb het mezelf ook niet gemakkelijk gemaakt met drie verschillende perspectieven (in mijn eerste roman waren het er twee -moeder en dochter- ook al was me dat ten zeerste afgeraden door een toenmalig docent), maar als het me lukt dan geeft die opzet -grootmoeder, moeder, kleindochter- wel een extra dynamiek aan het verhaal. Elke generatie heeft eigen ideeën, waarden en normen en dat die botsen geeft juist stof tot schrijven.

Misschien reik ik wel te hoog, ligt het in deze fase van mijn schrijverschap nog niet binnen mijn macht, wil ik iets wat ik nog helemaal niet kan. Misschien… een fijn woord vind ik dat, want het laat een kiertje open. En dat kiertje nodigt uit om het tóch te proberen. Elke schrijver moet zichzelf dat kiertje gunnen. Want wat is het ergste dat er kan gebeuren? Dat ik een slecht boek schrijf? Dat ik slechte recensies krijg of boze brieven van lezers? Dat mijn uitgever me aan de kant zet? Oei, ja, dat zijn wel erge dingen. Maar lang niet zo erg als de vooroordelen en het onbegrip dat nog altijd bestaat tussen mensen van verschillende afkomst, aan beide kanten. Dat hardnekkige wij-zij gevoel.

Mijn vriendin vertelde mij een keer dat toen ze in Nederland kwam, op 16-jarige leeftijd (ze sprak de taal niet, kende niemand behalve haar man en zijn familie) ze een overweldigende behoefte had om ‘erbij’ te horen. Terug naar huis was geen optie; ze kwam hier niet op vakantie, ze kwam hier om een bestaan op te bouwen. Haar eerste ontmoeting buiten haar kleine kringetje was met een strenggelovige Marokkaanse vrouw die haar vertelde dat ze geen spijkerbroek moest dragen maar een hoofdoek. Wat doe je dan als je erbij wilt horen? Luister je dan naar degene die je kent, die zegt jou te kennen. Of luister je dan naar… ja, naar wie eigenlijk?

Nu, vele jaren later, luistert ze naar mij en ik luister naar haar, zij bekijkt mij en ik bekijk haar. We zijn anders en toch hetzelfde, ooit vreemden, nu passen haar dochters op mijn kinderen en ga ik naar de bruiloft van haar dochter.

En daarom werk ik verder, schrijf ik door. Omdat ik dit verhaal wil vertellen, zowel voor mijn vriendin als voor mezelf en hopelijk voor vele andere mensen. Ik zoek voor en via mijn personages in het boek naar houvast, naar betekenis. Ik schrijf niet om op te snuiven, maar om te verankeren, om te blijven, om erbij te horen.


Succesvolle inspiratiesessie creatief schrijven bij Mansystems

Op 5 en 12 april mocht ik bij Mansystems, een IT-bedrijf gespecialiseerd in het bouwen van applicaties, trainingen geven in creatief schrijven aan het hoofd Marketing (Tanja) en een communicatiespecialist (Evelien). Ze hadden mijn hulp ingeschakeld omdat de teksten van Mansystems over het algemeen erg technisch en inhoudelijk zijn. Ze willen meer toe naar aantrekkelijke, inspirerende teksten. Teksten die een verhaal vertellen.

Tijdens de trainingen heb ik gericht gewerkt aan het aanboren van inspiratie en creativiteit met behulp van associatie-oefeningen en freewriting-techniek, het inleven in je klant en het naar je klant toeschrijven, toepassen van zintuigen en details wanneer je schrijft en enkele eenvoudige stijlregels.

Tanja zei na afloop: 'Wij worden als bedrijf vaak geprezen om onze samenwerking en beleving, dat willen we ook meer naar voren laten komen in onze teksten. Door de technieken toe te passen die Inge ons heeft geleerd, kunnen wij nu zelf die beleving neerzetten. Ik weet nu hoe belangrijk details in een tekst zijn en hoe ik daar kom; echt waardevol. Inge is zeer deskundig en gaf heldere, leuke opdrachten.'

Evelien: 'Eerst wist ik niet wat ik kon verwachten, maar ik kan terugkijken op een rijke training waaraan ik een notitieboek vol nieuwe schrijftechnieken heb overgehouden. Inge zorgde ervoor dat ik mijn 'perfectionisme' kon loslaten en ze gaf me de tools in handen om de teksten voor Mansystems naar een aantrekkelijker niveau te brengen. Het meedenken van Inge in wat we als bedrijf nodig hebben met betrekking tot onze website en blogs was top.'

Ik bied de inspiratiesessie op maat aan. Het kan in een dagdeel, maar ook zoals bij Mansystems, gespreid over twee trainingen met wat tijd ertussen. Ik werk naast de diverse creatieve schrijfoefeningen graag met bestaande teksten en indien toegestaan, klantprofielen van uw bedrijf. Interesse? Neem contact op voor een vrijblijvend kennismakingsgesprek.


Mindf*ck: stof tot schrijven

Ken je dat programma van Victor Mids, Mindf*ck, waarin hij allerlei trucjes uithaalt met mensen die vervolgens steil achteroverslaan van verbazing?

Gisteren stuitte ik op Youtube op een aflevering waarbij hij liet zien hoe snel mensen geconditioneerd raken. Wat vooral iets bij me triggerde aan het hele fragment was de opmerking van een meisje aan het einde, dat niet van zichzelf begreep dat ze zo gemakkelijk was meegegaan met de groep, met het signaal, ze schaamde zich er duidelijk voor.

Wat er gebeurde was dat een groep vooraf geïnstrueerde mensen in een wachtruimte bij de dokter telkens opstond als er een belgeluid klonk. Een vrouw die er ook zat, wist van niets. In het begin kijkt ze verbaasd als iedereen tegelijk opstaat, ze blijft nog zitten. Na twee keer staat ze mee op, eerst nog wat lacherig, daarna alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Ze stelt geen vragen. Dan worden de personen die in het complot zitten een voor een weggeroepen door de ‘dokter’. Nu zit de vrouw er nog alleen en leest een tijdschrift. Elke keer als de bel klinkt, staat ze op en gaat weer zitten, leest ondertussen door in haar tijdschrift. Dan komen er nieuwe personen binnen die van niets weten. En ja hoor, één keer die verbaasde blik, een meisje stelt een soort van halve vraag: ‘ga je staan voor die bel?’ maar zonder blijkbaar een antwoord nodig te hebben, doet ze mee. Het is een koddig gezicht, die groep mensen die telkens opstaat en weer neerzakt, maar het is ook verontrustend. Wat me het meest verbaasde is dat niemand iets vraagt. Dat is ook wat dat ene meisje na afloop verzucht, waarom ging ik erin mee? Ze baalt als een stekker dat ze niet bedacht heeft dat het nergens op sloeg.

Dit fenomeen, van klakkeloos herhalen wat een groep doet, of wat mensen voor jou deden, conditionering, vormt een onderdeel van mijn tweede roman. Ik wist dat zelf niet eens tot ik dit fragment zag, tot ik het zo ‘simpel’ voorgeschoteld kreeg. Sommigen noemen het traditie, sommigen noemen het cultuur, voor sommigen komt het tot uiting in heilige boeken, zoals de bijbel of de koran en dan noemen we het religie. We doen wat we doen omdat het zo hoort, omdat het zo voorgeschreven is, omdat het nou eenmaal zo gaat. Dit fenomeen tref je overal aan: in familieverband, in werkverband, in oorlogen. Het is zo allesomvattend dat je er niet aan lijkt te kunnen ontsnappen.

Bij de Marokkaanse personages in mijn huidige manuscript, speelt schaamte een grote rol. Mijn hoofdpersonage Mariam zegt ergens ook letterlijk: ‘Ik hoop dat mijn dochters zich minder zullen schamen.’ Die schaamte zit hen duidelijk in de weg en werpt vele hindernissen op. Ik onderzoek in mijn boek waarom ze zich zo schamen en laat ze zich er in ieder geval van bewust zijn. Want daar begint het mee. Pas als je je ergens bewust van bent en er last van hebt, kun je er iets aan gaan doen. De schaamte bij Safia, de moeder van Mariam, is zo groot dat ze haar leven lang iets verzwijgt. En Mariam op haar beurt schaamt zich voor dat verzwijgen. Daar heeft ze overigens wel een heel boek voor nodig, eer ze dat doorheeft. En dan is er nog kleindochter Aya. Zij schaamt zich ook omdat ze iets verzwijgt, ze worstelt ermee en gelukkig durft zij wel in te grijpen, dat inzicht duurt maar een half boek. Zou dat zo werken? Dat er meerdere generaties nodig zijn om een vastgeroest idee los te weken? Wat ik in ieder geval weet is dat vragen stellen, aan jezelf en aan anderen, je een heel eind op weg helpt. Kritisch zijn, vooral naar jezelf. Waarom doe ik dit? Wat bereik ik ermee? Kan het ook anders? En als ik dan zie dat in onze samenleving een groep intelligente mensen binnen een minuut opstaat omdat er een bel klinkt en niemand aan de ander of zichzelf vraagt waar ze in hemelsnaam mee bezig zijn, dan vrees ik dat we nog een lange weg te gaan hebben. Dat is pas een Mindf*ck!


Karakter

Onder de vijgenboom in Marokko

Afgelopen vrijdag had ik een feedbackgesprek met mijn uitgever naar aanleiding van de tweede manuscriptversie van mijn roman In je dromen ga jij. Zoals ik zelf al had verwacht lag de nadruk van dat gesprek op de uitwerking van de personages, en dan vooral op die van het hoofdpersonage Mariam. Het verhaal staat, de opbouw is goed, maar Mariam komt nog onvoldoende uit de verf. Een vraag die mijn uitgever stelde was: ‘Wat staat er voor Mariam op het spel?’ Dat is een hele goede vraag. Het dwingt een schrijver tot nadenken over zaken als: wat drijft mijn personage, wat heeft ze nodig, waar denkt ze over na en waarom doet ze zoals ze doet? Ik weet dat best, en ik dacht ook dat ik dat voldoende in het verhaal had gestopt, maar ik heb daarbij een belangrijk detail over het hoofd gezien. De drijfveer van Mariam moet uit haarzelf komen. En niet, zoals in mijn manuscript het geval is, vanuit de wens van haar moeder Safia. De wens van haar moeder is zeg maar de katalysator, die zet Mariam aan tot actie (ze gaat naar Marokko om de eerstgeboren zoon van Safia te zoeken), maar voor Mariam staat er iets anders op het spel dan voor Safia. Het zijn dit soort details, of misschien praten we hier over techniek, die maken dat een verhaal echt gaat kloppen. Dat je personage ‘karakter’ krijgt waardoor de lezer mee gaat leven. Over karakter gesproken. Als schrijver heb je daar ook een flinke portie van nodig. Want nu komt ‘the hard part’. Schuiven met scenes, (nog) dieper doordringen in de psychologie van mijn hoofdpersonage (ik ben geen psycholoog, dus dat doe ik puur intuïtief) en zorgen dat het een logisch geheel blijft.

Het fijne aan het gesprek met mijn uitgever, is dat zij heel goed aanvoelt wat ik wil vertellen en dat we samen, al brainstormend, het verhaal zoals het moet zijn naar boven halen. Haar vragen resoneren bij mij waardoor het weer gaat stromen, waardoor ik langer nadenk over waar het echt over gaat en zin krijg om er weer in deze Marokkaanse familiegeschiedenis te duiken. Gelukkig heb ik nog tijd. Het boek verschijnt volgend jaar februari. Dat lijkt ver weg, maar de tijd vliegt voorbij. Daar weten mijn personages ook alles van; stelletje karakters.


SchrijfdINGEn is geboren

Mijn eerste nieuwsbrief ging de digitale deur uit. De tweede volgt in mei. Wil je die graag ontvangen? Klik dan op deze link http://bit.ly/2F96wlu
In een paar stappen ben je aangemeld.

Je ontvangt als abonnee een aantal keer per jaar informatie rond mijn boeken, handige schrijftips en mijn schrijfaanbod dat bestaat uit o.a. cursussen, workshops, creatieve sessies voor bedrijven en individuele coaching.


Waarom ik mijn tweede roman schrijf

 

Is het drie jaar geleden of vier, dat het zaadje voor deze roman geplant werd? Ik weet het niet meer precies.

Ze zit tegenover me aan tafel, mijn Marokkaanse vriendin, de kop thee die ik voor haar neerzette onaangeraakt. Toen ze binnenkwam voelde ik het verdriet om haar heen hangen. Precies een jaar geleden overleed haar moeder. Ze vertelt me over haar en ik hoor de trots in haar stem, de liefde van een kind voor haar moeder. Over hoe Safia als alleenstaande vrouw zeven kinderen grootbracht, land verkocht en huizen verhuurde, wat uitzonderlijk was in het Marokko van ruim zestig jaar geleden. Dan merk ik dat er iets verandert in haar verhaal en ook in haar en nu, nu ik het hele verhaal geschreven heb, realiseer ik me dat niet alleen hetgeen ze me vertelde een basis vormde voor mijn roman, maar ook de verandering die ik bij haar bemerkte. Er klonk geen schaamte door in haar woorden, maar ik voelde hem door haar woorden heen.

Over hoe haar moeder op haar zestiende trouwde en bij de ouders van haar man introk. Hoe haar man haar na drie maanden verliet om in Duitsland te gaan werken en zij zwanger achterbleef. De schoonouders mishandelden haar. Toen de baby geboren was liet ze hem achter en ze vluchtte naar haar ouders. Een half jaar lang kon ze niet lopen van verdriet. Door de zorg van haar familie kwam ze er bovenop. Ze hertrouwde en kreeg nog zeven kinderen. Op een dag kwam een van haar zoontjes binnen met een jongetje dat hij op de markt had ontmoet. Hij vroeg of ze broodjes wilde maken en zij vroeg waar de jongen woonde, van wie hij er eentje was. Zo kwam ze erachter, dat acht jaar later, haar eerstgeboren zoon in haar keuken zat. Al die tijd had ze hem niet gezien.

Mijn vriendin vertelde me dit met tranen in haar ogen, we hadden beiden kippenvel op onze armen. Ik vroeg haar waarom haar moeder de baby had achtergelaten, niet had meegenomen. Ze vertelde dat niemand wist wat er precies is gebeurd, dat had haar moeder in zich gelaten.

Ik vond het heel bijzonder dat ze mij dit toevertrouwde en merkte hoeveel moeite ze ermee had, ze had haar moeder heel hoog zitten. Er volgden verklaringen: het was een andere tijd, er golden ongeschreven regels, het gebeurde vaker.

Het is niet aan mij om te oordelen, dat nam ik me direct voor en dat werd ook een houvast voor me gedurende het schrijfproces, niet oordelen, puur vertellen. Ik vulde met mijn eigen fantasie aan wat er is gebeurd in het huis van de schoonouders, niemand weet hoe het echt is gegaan.

Ik realiseerde me toen ik toestemming kreeg van mijn vriendin en haar dochters om het verhaal van Safia, moeder/oma, als uitgangspunt voor mijn boek te nemen, dat ik een dunne grens zou bewandelen tussen feit en fictie. En daar kwam bij: kon ik als Nederlandse schrijven vanuit Marokkaans perspectief? Maar de vraag wat Safia bezield had om haar kindje achter te laten en wat daarvan de impact was op haarzelf en haar nakomelingen, liet me niet meer los. Ik ben mijn vriendin en haar dochters gaan interviewen, heb me verdiept in het verhaal, de geschiedenis en in de Marokkaanse cultuur. Ik ben ook met mijn vriendin en haar man naar Marokko geweest, naar het huis van haar moeder, deed daar veel research en voelde me meer dan welkom; hun huis was mijn huis, zo werd me op het hart gedrukt.

En vertelde ik het verhaal in eerste instantie vanuit Safia, later kwamen daar een dochter en kleindochter bij. De drie generaties verdiepen het verhaal, laten de patronen zien die ingesleten zijn. De achtergelaten zoon kon ik niet interviewen. Hoewel de familie contact met hem heeft, wordt er niet gesproken over wat er is voorgevallen. Dat is jammer, maar ook dit gegeven verwerkte ik in mijn boek en het dwong me mijn verbeeldingskracht aan te spreken.

Als mensen aan mij vragen: waar gaat je boek over? is dat vaak de moeilijkste vraag om te beantwoorden, omdat het over heel veel gaat. Toch is die vraag goed, want hij dwingt je als schrijver om focus te houden. In je dromen ga jij gaat over drie generaties Marokkaanse vrouwen en het geheim dat hun levens beproeft. Op een dieper level gaat het om openheid, om het onderzoeken en toelaten van ‘het vreemde’; de vreemde ander en het vreemde in onszelf.

 

Hierbij een voorproefje:

Na acht jaar zie ik hem weer. Het is een broeierige dag. De krekels krieken zonder pauze en de zon schijnt de hele ochtend al te fel in mijn ogen. Mohand, mijn lieve tweede man, leeft nog. We bouwen huizen en waterputten, werken aan de toekomst. Ik wil net mijn voeten wat rust geven en water halen voor de mannen als Yessin de keuken binnenkomt met een iets grotere jongen die ik nooit eerder zag.

‘Hij wilde met mij spelen op de markt. Maak je een eitje voor ons mama? We hebben honger.’

Ik knik, pak een pan, olijfolie en twee eieren, kijk naar de jongens die nu op de grond zitten, kijk naar de andere jongen. In het zonlicht trillen stofdeeltjes, die lijken te dansen boven zijn haren. Vreemd hoe dat zonlicht over zijn haar streelt. Ik trek mijn hand die ik uitgestoken had vlug terug als ik de eitjes ruik. Ik snijd twee broodjes door, laat de eitjes uit de pan glijden en giet het restje olijfolie erover. Ik geef hen ieder een bord en ga naast ze op de grond zitten.

‘Dank u tante,’ zegt de jongen beleefd.

Nu valt het licht op zijn wang. Het is ander licht dan op andere dagen, zacht, de keuken ruikt naar olijfolie, er druipt ook wat olie op zijn kin als hij zijn tanden in het broodje zet. Weer wil ik mijn hand uitsteken, ik begrijp niet waarom.

‘Wie ben jij?’ vraag ik hem.

‘Ik heet Mimoun.’

‘En hoe heet je moeder?’

‘Zij heet Haala.’

Yessin zegt: ‘Zijn oma is zijn moeder omdat hij geen echte moeder heeft.’

De jongen knikt.

De krekels zwijgen.

De jongen neemt nog een hap van zijn broodje.

Ik kijk hoe hij kauwt, hoe zijn mond en kin bewegen en er zingt een liedje door mijn hoofd. Een oud liedje waarvan de woorden verdwenen zijn, een slaapliedje, een waakliedje.


5 schrijftips voor een beter verhaal

Wil jij betere verhalen schrijven? Dan geef ik je hierbij vijf nieuwe schrijftips. Wil je deze en andere waardevolle tips ook leren toepassen? Meld je dan aan voor de cursus Verhalen schrijven bij de bibliotheek in Culemborg die op 22 februari van start gaat, schuif aan bij een van de maandelijkse schrijftafels of informeer naar de mogelijkheden van individuele coaching.

  1. Variëren is cruciaal

Veel schrijvers schrijven keer op keer hun zinnen in hetzelfde aantal woorden, bijvoorbeeld 8-10 of 10-12. Ook gebruiken ze dezelfde zinsopbouw. Probeer hier lenig te zijn. Als je normaal zinnen van acht woorden schrijft, gooi er eens een van 20 woorden tegenaan en dan een paar korte van drie. En als je normaal gesproken zinnen van 20 woorden schrijft, gebruik dan af en toe zinnen van drie, vijf of zeven woorden zodat je lezer het kan blijven volgen.

 

  1. Onderzoek je zinnen met bijzinnen

Een bijzin (een onderdeel van een zin tussen komma’s), helpt je om je verhaal te onderzoeken. Met een bijzin ga je dieper je zin in, denk je door over wat je hebt geschreven. Vaak zit het verhaal waarnaar je zoekt binnenin je zin. De bijzin helpt je om dat bloot te leggen.

 

  1. Levendige protagonisten

Je protagonist is voor lezers de toegang tot je verhaal. Hoe meer de protagonist observeert, hoe levendiger de wereld wordt die je creëert. Protagonisten hoeven niet superslim of ontwikkeld te zijn, als ze maar actief en nadenkend zijn. Laat ze kijken, denken, zich verwonderen en zich dingen herinneren.

 

  1. Leer dialogen schrijven

Ik wijd hier in april een schrijftafel aan omdat dit zo’n veelomvattende techniek is. Maar doe het, leer het. Lees schrijvers die dit als geen ander beheersen (Esther Gerritsen bijvoorbeeld). Pers samen, zeg veel in zo weinig mogelijk woorden, zodat de woorden meer gewicht krijgen, meer betekenen dan wat er letterlijk wordt gezegd. Gebruik conflict, tegenstrijdigheden. Zeg nooit dat wat voor de hand ligt. Laat het elkaar begroeten achterwege.

 

  1. Schrijf in scènes

Wat is een scène? A) Een scène start en eindigt op dezelfde plaats en in dezelfde tijd (Aristotelische eenheden, ook wel dramatische eenheden genoemd – dit gegeven van drama gaat ver terug, heel ver). B) Een scène begint met een bepaalde emotie en eindigt met een andere emotie: begint boos, eindigt beschaamd of begint verliefd, eindigt in walging. C) Er gebeurt iets in de scène waardoor het personage niet terug kan naar hoe de dingen eerst waren. Zorg dat je een scène afrondt voor je doorgaat naar de volgende.


Verhalen schrijven

Vijf schrijftips voor iedere (aspirant) schrijver

Wil jij betere verhalen schrijven? Dan geef ik je hierbij vijf belangrijke schrijftips. Wil je deze en andere waardevolle tips ook leren toepassen? Meld je dan aan voor mijn cursus Verhalen schrijven bij de bibliotheek in Culemborg die op 22 februari van start gaat.

 

  1. Schrijf de zin, niet alleen het verhaal

Een verhaal kan nog zo goed zijn, als de zinnen waaruit het is opgebouwd dat niet zijn wijzen de meeste uitgevers je manuscript af. Leer naar je zinnen kijken, speel ermee, zorg dat er muziek in zit, geef randjes en hoekjes aan het ritme, aan hoe het klinkt. Lees je werk hardop voor. Lees proza en poëzie en probeer je gevoel voor de klank, het ritme en de vorm van je zinnen te vergroten. Een goede oefening is ook om een alinea uit een verhaal van een schrijver met een sterke stijl te nemen en zijn of haar structuur te gebruiken, maar dan met jouw woorden. Je zult zien hoe ze tot dat mooie effect gekomen zijn.

 

  1. Kies een beter werkwoord

Veel aspirant schrijvers gebruiken twintig werkwoorden om alles te beschrijven, van een haal in hun panty tot de explosie van een bom. Je kent ze wel: was, deed, had, ging, keek…dertien in een dozijn woorden die iedereen gebruikt. Probeer betere werkwoorden te kiezen. Dat wil niet zeggen dat je niet af en toe een keer zo’n standaard werkwoord kan gebruiken, maar overdaad schaadt. Kies werkwoorden die je verhaal optillen.

 

  1. Dood het cliché

Het cliché ligt al snel op de loer, ik ontkom er zelf ook nog niet altijd aan. Neem jezelf voor om alles wat je ooit las of hoorde niet op dezelfde manier te gebruiken in je werk. Het kunnen combinaties van woorden zijn: koud zweet, bloedrood, of uitspraken: op je tenen lopen, het hazenpad kiezen, of metaforen: groot als een huis, dom als een ezel. Soms zijn dingen van zichzelf al clichés: tandpasta smile, snotverkouden. Vraag jezelf steeds af als je schrijft  ‘Heb ik dit al eens gezien?’ Schrijvers moeten blanco beginnen en het helemaal zelf verzinnen. Daarom is schrijven zo moeilijk.

 

  1. Martel je protagonist

Een schrijver is zowel een sadist als een masochist. We creëren personages waarvan we houden en dan martelen we hen (denk 50 shades). Hoe meer we van ze houden, en hoe slimmer we ze martelen waar het hun grootste angsten en kwetsbaarheden betreft, hoe beter het verhaal. Soms proberen we hen te beschermen voor een al te grote afgang. Niet doen!

 

  1. Gebruik de omgeving

Laat je lezers weten waar ze zijn. En dan niet rechttoe rechtaan, maar gebruik de setting zodanig dat het de lezer intrigeert of aanwijzingen geeft. Met setting kun je emoties overbrengen in je scene. Een verlaten straat brengt automatisch spanning mee en roept iets heel anders op dan een open weide vol bloemen. Lees boeken van auteurs die emotie oproepen en gebeurtenissen aankondigen puur met behulp van de wereld om het personage heen.

 

Meer schrijftips en ze leren toepassen? Volg dan mijn schrijfcursus, schuif aan bij een van de maandelijkse schrijftafels of informeer naar de mogelijkheden van individuele coaching.