Ik reed afgelopen zaterdag, na een intensieve lesdag bij de docentenopleiding creatief schrijven die ik volg bij Scriptplus in Amsterdam, terug naar Utrecht. Onderweg stopte ik om te tanken en parkeerde mijn Citroën naast pomp 12. Ik pakte de Diesel maar er kwam niets uit. Ik pakte de V-power, maar ook daar kwam niets uit. Geïrriteerd en ook wel wat opgelaten besloot ik om de meneer die naast me stond te tanken om hulp te vragen. Ja, ja, ik weet het, totaal cliché. Ik tik de beste man op zijn schouder, hij draait zich om en ik zeg:
‘Oh, Herman Koch.’
Waarop hij zegt:
‘Ook dat nog.’
Herman kijkt me afwachtend edoch vriendelijk aan. Op dat moment zeg ik niet:
‘Ik bewonder je werk enorm.’
‘Ik schrijf zelf ook.’
‘Misschien worden we wel collega’s, ooit.’
‘Mag ik met je op de foto?’
Ik zeg wel:
‘Ik voel me zo dom, maar zou je me misschien kunnen helpen met tanken? Die van mij doet het niet.’
Herman onderbreekt zijn eigen tankactie en loopt welwillend met me mee. In mijn hoofd is het wit, een groot wit leeg vel, zonder letters, zonder woorden.
‘Ik zie het al,’ zegt hij. ‘Het is zo’n pasjespomp. Ja, die zijn heel vervelend. Ik weet ook nooit hoe die dingen werken.’
Die lieve Herman probeert mijn domheid te verzachten. ‘Misschien kun je beter je auto verplaatsen naar een gewone pomp.’ Top, top idee Herman, doe ik, doe ik.
‘Dankjewel,’ mompel ik, ‘dat lijkt me het wel het beste ja.’
En terwijl Herman verder tankt en even later naar binnenloopt om te betalen, rij ik mijn auto naar pomp 10, niet links, maar rechts van Hermans auto (een man had waarschijnlijk gecheckt in wat voor auto hij rijdt). Ik parkeer te dichtbij de pomp, wurm me met moeite tussen de deur en de pomp door, tank (pfoe) en loop ook het tankstation in. Ja, natuurlijk denk ik intussen, Herman Koch moet ook gewoon tanken. Wederom kruisen onze wegen zich, hij is net klaar met afrekenen en loopt op me af.
‘Gelukt?’
‘Gelukt.’
Voordat ik in Amsterdam met een vol hoofd in de auto stapte bedacht ik nog, na al dat huiswerk dat we meekregen, dat wordt geen column maandag. En terwijl ik naar mijn Citroën loop en Herman optrekt (in een grote zwarte auto) en me nog even toeknikt, weet ik dat ik me over die column in ieder geval geen zorgen meer hoef te maken. Nou maar hopen dat ik niet in Hermans volgende boek opduik als het onnozele vrouwtje dat niet wist hoe ze moest tanken.

Instagram
Twitter
Visit Us
Follow Me
LinkedIn
Share
RSS