Zo moet een homp deeg zich voelen. Ik lig op de behandeltafel van een Thaise masseuse. Het is een iele vrouw met de kracht van een armworstelaar. Mijn rug is als eerste aan de beurt. Ze drukt en duwt, niet met haar volle gewicht, maar toch, ik voel het kraken en ik ben er niet helemaal gerust op. Ze nadert mijn pijngrens, gaat er gelukkig niet overheen. Mijn lijf voelt nog te gespannen, ik adem bewust een paar keer in en uit en probeer me over te geven aan de handen van deze dame. Na het getrek en geduw bereikt een heerlijke geur mijn neus. Ze smeert me in met Lotusolie en dan begint het ontspannende deel. Haar palmen en vingers bewegen als deegrolletjes over mijn huid, vinden de pijnlijke knopen en rollen ze plat. Ik krijg er spontaan kippenvel van. Dan legt ze een handdoek op mijn rug en duwt ze nog een keer zacht na, veegt tenslotte de overtollige olie weg. Dit proces – stevig drukken (zeg maar gerust hangen), insmeren en luchtig kneden, met de doek erop nadrukken en afvegen – herhaalt ze bij mijn benen en voeten, armen en handen, waarbij ze de kleinste spieren, knokkels en kootjes weet te vinden. Mijn angstige gedachten zijn van plaatst geruild met puur genieten. Er ontstaat leegte in mijn hoofd, mijn lijf voelt steeds lichter, de staat die ik zo af en toe met schrijven ook bereik en de woorden voor deze column duikelen over elkaar heen. Ik ben me hyperbewust van het moment. Deze vrouw weet wat ze doet, ze is een lijfbakker, ik laat haar zelfs mijn tenen en vingers ploppen, elk plekje waar haar handen zijn geweest voelt daarna licht en tintelend, tot ze bij mijn hoofd aanbelandt en haar vaardige vingers iets te enthousiast in mijn overgevoelige hoofdhuid duwt. Ik squeak. Ze schrikt ervan, fluistert: ‘Solly.’ Ik fluister terug: ‘It’s okay.’ De tot nu toe serene ruimte, waar zes behandeltafels op een rij staan, gescheiden door bamboe matjes, komt ineens tot leven. Er klinken Thaise stemmen vragend op vanachter de matjes. Er zucht iemand. Oeps, solly, denk ik beschaamd. Ze zegt iets terug, lacht en al snel hoor ik weer de vertrouwde kneedgeluiden. Na ruim een uur tikt ze op mijn schouder: ‘You leady.’ Oh, jammer, ik ben klaar. Ik bedank haar, ‘Khop khun kha’, en verlaat vederlicht, als een luchtig gebakken croissant, de salon.