schrijfrituelenIk merk steeds vaker dat er een wereld van verschil zit tussen hetgeen ik denk – specifieker gezegd: mijn gedachten over hoe iets zal zijn – en hoe iets daadwerkelijk ís. Zonder hier een of ander filosofisch punt te willen maken (al zou ik dat best willen kunnen, maar ik ben helaas geen filosoof), loop ik daar in de praktijk keer op keer tegenaan. Ik noem dit voor het gemak even de ‘tussenwereld’; de wereld tussen je ‘denkwereld’ (in je hoofd) en je ‘leefwereld’ (buiten je hoofd). Een kort intermezzo is hier op zijn plaats want ik verras mezelf met het begin van deze blog. Een begin waarover ik niet had nagedacht. Ik ging zitten, schreef en het was er. Welk punt ik dan wel wil maken? Geef me een minuutje.

Wat ik weet is dat ik een minuut geleden aan mijn tweede boek werkte en dat dit begin daar dus hoogstwaarschijnlijk aan te linken is; mijn tweede boek waarvan ik dacht dat het schrijven ervan gemakkelijker zou zijn dan mijn eerste boek (een gedachte gebaseerd op de aanname dat als je eenmaal iets gedaan hebt, als eenmaal iets gelukt is, het daarna nog wel een keer zal lukken. Sterker nog, het daarna gemakkelijker zal gaan omdat we tenslotte lerende wezens zijn). En precies daar gaat het mis. Ik ploeter me de pleuris! (excuzes-moi)

Dat is niet erg, laat ik dat vooropstellen. Want ook door te ploeteren kom je ergens, misschien wel beter dan de eerste keer, misschien ook niet. Nu ik erover schrijf zonder dat ik nog weet wat mijn punt is, merk ik hoe lekker dat eigenlijk is; schrijven zonder dat je weet wát je precies gaat schrijven. Ik had het net ook bij mijn manuscript. Ik liet de ouders na een zoektocht in Marokko arriveren op Schiphol waar de kinderen op hen staan te wachten. Pa en ma zijn helemaal opgeladen, omringd door hun kroost op eentje na. Die dochter is zwaar in mineur en bekijkt het tafereel van een afstand. Ik had helemaal geen scene gepland op Schiphol, ik had een scene gepland thuis, waar ouders en dochter zouden bijpraten. Maar ik schreef zonder te denken en bleef hangen op het vliegveld. Schiphol is wat dat betreft ook een soort tussenwereld, een plek waar het alle kanten op kan gaan. Met al die mensen om je heen die vertrekken en aankomen, waar iedereen blij is om weg te gaan of juist warm onthaald worden omdat ze gemist werden, dat is een interessantere plek voor conflict dan veilig thuis.

Soms denk dat ik het mezelf te moeilijk heb gemaakt. Om het verhaal te willen vertellen vanuit een Marokkaans gezin, vanuit oma, moeder, dochter én sinds vandaag vanuit de verloren zoon. Dan denk ik dat het niet goed wordt, dat ik het helemaal niet kan, dat ik daarom zo ploeter. Denken, denken, denken… gelukkig heb ik wel de drive om door te schrijven, om uit dat denken te gaan en te blijven schrijven. Wellicht is het schrijven zelf een soort tussenwereld, daar waar zinnen ontstaan uit woorden en woorden uit letters, letters die mijn vingers vanzelf vinden op het toetsenbord. Een beetje zoals lezers lezen, die weten ook niet welke zin er volgt op de voorafgaande.

Even groter trekken. Dus als ik bijvoorbeeld bedenk dat mijn boek slecht wordt (om allerlei smoezerige redenen waarachter ik me wil verbergen uit wat voor onzichtbare, onbewuste angsten dan ook), en ik toch doorschrijf (want het is me al een keer gelukt dus wie weet lukt het nog een keer) en niet te veel nadenk of te ver vooruit kijk, dan heb ik aan het eind iets, een boek, dat heel anders is dan ik van tevoren had bedacht. Huh? Maar het ís er wel, het boek.

Lekker vaag Ing, heb je nog een punt te maken?

Dus eigenlijk moet ik niet zoveel denken (het mag wel, zolang het me niet belemmert), moet ik wél veel schrijven en dan maar kijken wat er aan het eind, na de laatste punt, uit is gekomen. Pas als ik het hele verhaal heb staan kan ik zorgen dat het goed wordt (door feedback, door schrappen en schaven, afijn… de hele rataplan). Oké, dus eigenlijk moet ik me vooral in die tussenwereld begeven, als schrijver en als mens: daar waar iets uit niets ontstaat, daar waar het onbekend is, waar het een beetje eng is, waar het ploeteren is én waar het vloeit en stroomt.

Bovenstaande is (in een andere context) al eens bezongen door de meidengroep Frizzle Sizzle: ‘Een beetje vanne dit en een beetje vanne dat, een beetje zus en een beetje zo. Een beetje vanne hier en een beetje vanne daar, dan is het alweer piekfijn voor mekaar.’ Punt.

Instagram
Twitter
Visit Us
Follow Me
LinkedIn
Share
RSS