Aan mijn eerste manuscript heb ik alles bij elkaar ongeveer twee jaar gewerkt (en ik realiseer mij heel goed dat het nog lang niet klaar is want mocht er een uitgever geïnteresseerd raken dan volgt er nog een redactieronde, herschrijf en schaafwerk, vast nog een redactieronde, de puntjes op de i en dan stel ik mij zo voor nog een derde redactieronde, waarna we vrolijk doorgaan met vormgeving, drukwerk, verspreiding en als het dan eindelijk in de winkels ligt een heleboel commotie maken in het kader van de marketing, ofwel pers en publiciteit zoeken en als dat een beetje loopt geen tijd meer hebben om het volgende boek te schrijven wat ik dus nu maar vast doe: uit voorzorg…o, en omdat ik het zo leuk vind).
Sommige schrijvers doen tien jaar over een boek (ik noem een Donna Tartt), anderen komen zowat jaarlijks met een nieuw boek (zoals Renate Dorrestein). Dat zegt volgens mij niets over de kwaliteit, daarin ben ik het eens met laatstgenoemde die dit fenomeen mooi verwoord in haar boek De leesclub: een boek over zeven vriendinnen die besluiten een literaire cruise te maken onder leiding van hun allerfavorietste auteur Gideon de Wit, waarin Dorrestein breekt met alle regels van de literatuur en slapstickachtig over de top gaat omdat ze daar behoefte aan had. ‘Ik moet ook aan mijn eigen arbeidsvreugde denken’, zei ze daarover.
De leesclub was op het moment van verschijnen (2010) haar drieëntwintigste boek in zevenentwintig jaar tijd. Achterin dat boek worden haar vragen gesteld. Een van die vragen is: Raffelt u de boel niet een beetje af? En ook: Wat zegt uw productiviteit over de kwaliteit van uw werk? En: Kunnen we dit schrijverschap nog wel serieus nemen? (ik heb overigens sterk de indruk dat Renate hier zelf op de stoel van de vragensteller is gaan zitten, wat weer grappig is op zich). Haar antwoord (op haar eigen vragen?):
‘Het lijkt soms wel alsof het de bedoeling is dat je als auteur zo min mogelijk publiceert, maar eenduidig zijn de opvattingen hierover niet. Productiviteit is blijkbaar ook iets wat je serieus kunt nemen. Toch dachten mijn uitgeefster en ik op een gegeven moment: Misschien moeten we terug naar één nieuwe titel per vijf jaar. Dan creëer je een aura van pijn en moeite, lijden en afzien, grote doorwrochtheid en verantwoorde research. Maar bij het idee alleen al kwam ik in een existentiële crisis. Wat zou ik de rest van die vijf jaar met mezelf moeten beginnen? Ik krijg mezelf nu eenmaal moeilijk uit de schrijfstand dus laten we er maar een unique selling point van maken dat ik elk jaar een titel aflever. Het is toch te zot voor woorden dat je je ervoor zou moeten schamen dat je je werk met zoveel plezier doet dat er vanzelf een hoop uit je handen komt?’
Het lijkt misschien komisch, maar dit zegt veel over de vreugde (en zo te horen noodzaak) die zij voelt bij het schrijven. Schrijfplezier heb je volgens mij als schrijver echt nodig, dat, een beetje aanleg en een hoop doorzettingsvermogen; kwaliteit gegarandeerd!