Ze zit schuin naast me op mijn bank om me feedback te geven op mijn manuscript: de dochter van de moeder wiens moeder mij inspireerde tot het schrijven van dit tweede boek. En deze dochter heeft ook een dochter, een dochtertje. Het babymeisje pruttelt in de Maxi-Cosy. Een prachtig meisje met een rond gezichtje en grote donkere ogen. Ze heeft haar Safiya genoemd, naar haar oma. Je weet wel, de oma die me inspireerde. Dat laat ik de kleindochter in het boek trouwens ook doen, haar ongeboren baby Safia noemen, nog voordat ik wist dat deze echte kleindochter dat van plan was… maar over dat soort zaken (kippenvel zaken) schrijf ik nog wel een andere blog.

Ze heeft het manuscript gelezen en ik merk dat ik haar feedback het spannends vind. Niet die van mijn buurvrouw, mijn moeder, mijn uitgever…nee, die van haar. Het verhaal gaat wel over haar oma, al weet ze dondersgoed dat de Safia in het boek NIET haar oma is. Haar oma stond wel model. Net zoals ze ook wel weet dat zij en haar moeder model stonden voor de generaties eronder. Zoveel Marokkaanse mensen ken ik nou ook weer niet, niet van zo dichtbij in ieder geval. Ze vertelt dat ze het twee keer heeft gelezen. Ze is voorzichtig, haar toon, ik voel dat soort dingen aan. Goed geschreven, mooi geschreven. Een grote MAAR hangt in de lucht. Ik zet me schrap. En ja hoor.

‘Maar ik weet niet, sommige dingen kloppen niet, dingen die “wij” nooit zo zouden doen.’

Nou, kom maar op denk ik, daarvoor ben je nu hier.

‘Je noemt de aanstaande bruidegom Emir maar dat is meer Turks, Amir is meer Marokkaans.’

Prima, ik noteer Emir, zoeken en vervangen door Amir. Als dat alles is.

‘En je laat de familie ook eten meebrengen als oma in een coma is. Dat doen we niet. Wel als mensen ziek zijn, maar niet als ze kritiek liggen.’

Tja, logisch wel, foutje, pas ik aan. Ze kijkt op haar mobiel en ik vraag me af hoe lang haar lijstje is.

‘Heb je nog veel?’

‘Nee hoor, nog twee dingen.’

Ik haal opgelucht adem. ‘Vond je het moeilijk?’ vraag ik. ‘Om te lezen, het komt vast dichtbij.’

‘Erg moeilijk, soms moest ik het wegleggen.’

Haar meisje krijgt een rood koppie. Ze haalt haar uit het stoeltje en we leggen haar op een deken op de bank. Ik krijg een grote glimlach. Ze trappelt met haar beentjes.

‘Dus, even kijken. Je laat nadat oma dood is, de familie naar het huis van Aya gaan, maar logischer zou zijn als ze naar het huis van de oudste zoon gaan. Als oma ‘s nachts overlijdt zal de eerste bezoeker de volgende ochtend al op de stoep staan. Dat gaat als een lopend vuurtje, via via, de hele tijd mensen in je huis. Ze komen helpen, brengen eten mee, koken mee. Een continue stroom van mensen.’

‘Goed om te weten, daar moet ik dan even over nadenken, want in die scene gaat het vooral om het gesprek tussen Mariam en Aya. Kan ik verplaatsen naar het huis van Youssef. Kan. Misschien iets anders. En je had nog iets toch?

Ze kijkt me iets te lang aan. ‘Dit is een lastige denk ik. Als oma, zo’n belangrijk familielid, in coma in het ziekenhuis ligt, dan zouden wij nooit een bruiloft door laten gaan.’

Bam! Die komt hard binnen. Mijn buurvrouw, mijn moeder, mijn uitgever, ikzelf… zijn er compleet langsheen gegaan. Ik laat het bezinken. ‘Dat zouden wij ook niet doen,’ zeg ik. ‘Nee, dat heeft niets met cultuur te maken. Dat doe je niet. Shit.’ Shiterdeshitshit. Op de bruiloft komt mijn hele verhaal samen en de oma moet in coma zijn, dat is hoe ik haar verhaal vertel (klinkt vreemd, ik weet het, lees het boek maar als je wilt weten hoe dat zit).

‘Ja, zegt ze, dat zag ik ook, daarom twijfelde ik of ik het zou vertellen.’

‘Maar, nee. Juist goed dat je het vertelt, je hebt gelijk. Ik moet hier iets mee. Voor mijn ogen stort het verhaal in, zie ik mezelf het manuscript deleten en opnieuw beginnen. Opnieuw beginnen??? Nee toch zeker. Dat kan niet, dat mag niet. Het boek komt in februari uit, ze zijn de cover al aan het maken. Ik had de eerste correctieronde al overleefd.

Ik moet kunnen nadenken. We spelen nog even met Safiya, omhelzen elkaar en ik bedank haar. Zodra ze weg zijn ijsbeer ik door mijn huis. Ik moet Hedda spreken (de uitgever), misschien weet zij een oplossing. Hedda neemt niet op, ik spreek iets paniekerigs in. Maar wacht even, ik ben de schrijver. Denk Ing, denk. De bruiloft uitstellen tot oma overleden is. No way, dan klopt mijn einde ook niet meer. Oma minder ziek laten zijn. Nee, dat is nu juist het drama wat het urgent maakt, waardoor haar dochter in actie moet komen. Oma, oma, oma, waarom denk ik steeds aan oma? Naar oma wordt geluisterd, oma wordt gerespecteerd, oma’s wil is wet…

Bam! Ik bal mijn vuist. Ik heb het, de oplossing. Snel app ik de kleindochter om zeker te zijn. Ze reageert positief. Alhamdoelillah (ik spreek inmiddels een woordje Marokkaans).

Pffft, na dit boek ben ik er wel even klaar mee hoor, met die Marokkanen. ‘Foei mevrouw de schrijver,’ zou Emmy zeggen (een ander personage uit mijn boek), ‘schaam je.’ En ik zou zeggen. ‘Foei Emmy, waar is je gevoel voor humor gebleven?’ En daarna zouden we allemaal heel hard Bam! roepen en lachen en opgelucht zijn en kwam het allemaal, toch nog helemaal goed.

Instagram
Twitter
Visit Us
Follow Me
LinkedIn
Share
RSS