Ik zie schrijven als een doel en reis voor de rest van mijn leven. Ik lees veel boeken, kijk af bij meer ervaren schrijvers en probeer mijn techniek te verbeteren. Boek een was goed, maar er mankeerde ook nog van alles aan. Met boek twee heb ik een kans het beter te doen. Ik schrijf en schrijf en herhaal mijn eigen advies aan cursisten in mijn hoofd. In de eerste fase zet je het verhaal neer, in de tweede zorg je dat het goed wordt. Dus als ik nu slechte zinnen schrijf, zeg ik hardop ‘Ing, dit is echt ruk’ en daarna ga ik weer door, want wat nu telt is om het complete verhaal op papier te krijgen.
Als ik naar bed ga mag ik dromen, dromen dat het boek goed wordt, beter dan het eerste, dat ik het zelf goed vind, dat mijn uitgever het goed vindt en dat heel veel lezers het straks goed vinden. En als ik opsta moet ik weer landen en is het enige dat telt… je voelt het al aankomen… zorgen dat ik het complete verhaal opschrijf. Ik heb het begin, ik heb het middenstuk en nu komt het einde. Maar dat einde, man-o-man, wat is dat moeilijk. Ik haper en het lijkt wel alsof ik bang ben om het te schrijven. Ik moet van mezelf het hele verhaal neerzetten en tegelijkertijd lijkt iets me tegen te houden; ga ik een beetje zitten pielen in scenes die ik al geschreven heb (foei). Een einde schrijven is ook het einde van de eerste schrijffase afronden, misschien is dat wat me belemmert. Nu mag ik nog spelen, nu mag ik nog hardop zeggen dat het ruk is.
Het schrijfproces kent veel van dit soort overgangen. Eerst schrijf je voor jezelf, goede of slechte zinnen maakt nog niet uit. Dan schrijf je voor jezelf en moeten de zinnen goed zijn, geloofwaardig zijn, zo goed en geloofwaardig dat je het aan iemand anders durft te laten lezen (in mijn geval een Marokkaanse vriendin, mijn uitgever en wellicht nog een of twee mensen die ik het toevertrouw). En als je dan het hele proces van feedback krijgen en herschrijven hebt doorlopen, volgt de overgang naar het lezerspubliek en recensenten.
Het is ploeteren als beginnend schrijver (je verdient er ook zo weinig mee). Dat ik een roman gepubliceerd heb is geweldig, dat ik een contract heb voor een tweede ook, maar ze zeggen niet voor niets dat je tweede boek je ‘make-or-break’ is. Ik sta aan het begin, ik mag fouten maken, maar niet dezelfde fouten. Ik wil een beter boek schrijven, met geloofwaardige personages, veel conflict en sfeer, dat binnenkomt bij meer lezers.
Het is spannend, meer dan ik aan mezelf toe wil geven. ‘Schrijf nou maar door’ zeg ik dan tegen mezelf (of ik vloek een paar keer, ga een blokje om, aai het konijn… zo zijn er wel meer trucjes om de angst te bezweren)
Succes meet je af aan waar je begonnen bent en hoe je begonnen bent, niet aan wat anderen bereikt hebben. Als je die laatste weg inslaat kun je wanhopig worden, zo wanhopig dat je opgeeft. Geef nooit op! (wie zong dat nou ook al weer?)
Waar het op neerkomt is dat een schrijver moet schrijven. Negeer het succes van anderen, wees geduldig en geloof in je eigen stijl, in je eigen verhaal. Ken je krachten en je tekortkomingen. En tja, met een hoop doorzettingsvermogen, hard werken en een beetje geluk kan ik altijd blijven dromen van een mooie schrijverscarrière, maar dan wel met mijn voetjes stevig op de grond, het liefst onder mijn schrijftafel.