Om te schrijven heb ik rust nodig. Rust en stilte. En laat dat nou net de twee dingen zijn die ik meestal niet heb en er daarom des te meer naar verlang. Toch laat ik mijn verlangen me niet frustreren, want het is goed ergens naar te verlangen. Het houdt me scherp en onverzadigd. Als ik alle rust en stilte van de wereld had, de hele tijd, zou ik dan wel schrijven? Ik moet het hebben van momenten, daarin moet het gebeuren. Ik las een prachtig gedicht van Wendell Berry genaamd ‘How to be a poet’, maar het had net zo goed ‘how to be a writer’ kunnen heten. Het gaat over stilte, om je heen en in jezelf en over geduld, over kennis, inspiratie en acceptatie en over wat er uit de stilte komt: woorden als gebeden, als gebeden die hun weg terug vinden naar degene die bidt.
How te be a poet
(to remind myself)
Make a place to sit down.
Sit down. Be quiet.
You must depend upon
affection, reading, knowledge,
skill – more of each
than you have – inspiration,
work, growing older, patience,
for patience joins time
to eternity. Any readers
who like your poems,
doubt their judgement.
Breathe with unconditional breath
the unconditioned air.
Shun electric wire.
Communicate slowly. Live
a three-dimensioned life;
stay away from screens.
Stay away from anything
that obscures the place it is in.
There are no unsacred places;
there are only sacred places
and desecrated places.
Accept what comes from silence.
Make the best you can of it.
Of the little words that come
out of the silence, like prayers
prayed back to the one who prayes,
make a poem that does not disturb
the silence from wich it came.