De laatste paar weken las ik de meest uiteenlopende boeken: van De vrouw die de honden eten gaf van Christine Hemmerechts (grillig, rauw, schokkend, fascinerend) via Debet van Saskia Noort (spannend, actie, vlot) naar Het duister dat ons scheidt van Renate Dorrestein (donker, mooi, herkenbaar). Nu ben ik begonnen in Het Rosie project (apart, hilarisch, lief, leest als een trein). Het ene boek spreekt me meer aan dan het andere, maar wat ze allemaal gemeen hebben, en wat er dus goed aan is, is dat ik direct in het verhaal zit en meeleef met het hoofdpersonage, ja, zelfs met de vrouw van Marc Dutroux, die zoals het boek opent ‘de meest gehate vrouw van België is’. Dan doe je dus iets heel erg goed als schrijver. En ik lees al die boeken en die verschillende genres om daar zelf zoveel mogelijk van op te steken. Soms is het wel lastig, want dan ga ik net iets teveel boven de tekst hangen, iets te technisch lezen en raak ik uit het verhaal, maar als een boek echt goed is gebeurt dat zelden. Ik vind het superknap gedaan van die schrijvers dat ik meeleef met een moordenares, een kind van zes (twaalf en achttien), een yuppenvrouw en een autist. Ik hoorde Peter Buwalda in een programma zeggen dat literatuur is alsof je nadenkt in het hoofd van een ander. Dat is denk ik precies wat er moet gebeuren als je een boek leest. En of dat dan gebeurt in een vlotte thriller of een psychologische roman maakt mij echt niet uit. Ik vind het heerlijk als ik een andere wereld ingezogen word, nieuwe dingen leer, erover na ga denken of juist weg kan zwijmelen. Wel merk ik dat ik de verhalen die mij raken me het meest bijblijven en dat is denk ik ook de reden dat ik zelf dat soort verhalen wil schrijven. Verhalen die herkenbaar zijn en waardoor je als lezer geraakt wordt. Volgende week ga ik een weekje in een hutje op de hei om aan mijn eigen project te werken, eens kijken of het lukt om in mijn personages te kruipen en flink wat emotie op papier te krijgen.

Instagram
Twitter
Visit Us
Follow Me
LinkedIn
Share
RSS