Schrijven is...
In mijn schrijven probeer ik iets te vangen, ik zoek en graaf en peur en schaaf en schrap, naar daar waar ik wil zijn, naar daar waar het is, maar waar het me niet lukt te komen. Was ik maar een muzikant, misschien lukte het me dan wel. Spelen, spelen, spelen met heel je hart en de tonen, de klanken, het ritme, al datgene wat muziek vormt, laten stromen naar de mensen die voelen wat jij geeft. Het is zo moeilijk met woorden, want juist in het niet gezegde, in het onbeschrevene zit ’t hem. In de stilte, het moment van stilte na al die betoverende tonen, die weemoed, die blijdschap, die euforie. Opbouwen, naar dat moment, naar daar waar alles samenkomt en dan… leegte. Hoe doe je dat als schrijver? Je kunt niets zeggen zonder woorden, want als je de woorden weglaat spreekt alleen het wit. Maar ik ben geen muzikant. Ik heb alleen mijn woorden. Dus zoek en graaf en peur en schaaf en schrap ik verder. Het is geen blokkade, dat niet, het is meer op je tenen op de bovenste sport van de ladder staan en er dan toch net niet bij kunnen. Je voelt het wel met je vingertoppen, strijkt er als het ware langs, maar het echt pakken dat lukt niet, nog niet. Misschien vraag je je af, het, het, wat bedoelt ze dan met het? 'Het' is voor mij de ziel van mijn boek, de kern, daar waar ik naartoe beweeg met woorden, dat wat ik wil vangen in woorden. Misschien zoek ik te hard? Misschien niet hard genoeg? De woorden zitten er, de leegte ook, in mezelf, nu nog op papier.
Onzichtbaar
Mijn zoontje was bij me in bed gekropen omdat hij niet kon slapen, dat gebeurt, en meestal, nu ook, begint hij dan over dingen die hem bezighouden: ‘Mama, ik vergeet soms helemaal dat jij diabetes hebt.’ Ik voelde eerst trots opwellen in mezelf want ik wil anderen zo min mogelijk belasten met mijn ziekte, maar daarna volgde al snel een ander gevoel, dat ik hard negeerde. Mijn zoon oreerde intussen verder over dat je het ook niet aan mij kon zien. En het insulinepompje was ook al zo onzichtbaar onder mijn vest of trui. Toen verplaatste hij zich blijkbaar in mijn situatie en vroeg me of het pijn deed, dat pompje zetten en hoe dat dan voelde. En dat het wel pijn deed als het naaldje in een spier of zenuw ging hè? We hadden dit gesprek al vaker gevoerd. Er volgde een schat aan herinneringen die hij zelf had over momenten van pijn, tot de meest recente schaafplek op zijn bil aan toe die hij elke dag even controleert (want ja, reuze interessant proces natuurlijk: zichzelf genezende huid). Ik zei dat ik wilde gaan slapen en wanneer hij stil zou zijn, hij bij mij mocht blijven liggen. Het werd stil, maar na een tijdje kwam er toch nog een klein stemmetje vanonder de deken. ‘Vergeet jij zelf weleens dat je diabetes hebt?’ En daar kwam dat tweede gevoel, dat gevoel dat je elke dag wegstopt maar wat er onderhuids wel zit. Ik wilde niet huilen en pakte zijn hand, kneep erin. Ik zei: ‘Als ik schrijf, want dan vergeet ik sowieso alles.’ En daarachteraan sprak ik hardop de daaropvolgende gedachte uit, zomaar, in een soort reflex: ‘En als iemand me zou vragen wat ik liever wilde, nooit meer schrijven en gezond zijn, of altijd mogen schrijven en ziek zijn… dan koos ik voor het laatste. Het was te donker om zijn gezichtje te zien maar ik geloof dat hij knikte. Niet veel later hoorde ik zijn rustige ademhaling. En ik? Ik lag nog lang wakker.
Tijd
Lieve lezers van mijn blog. Misschien hebben sommige van jullie mij de afgelopen twee weken gemist op het web. Ik kom er wegens privé omstandigheden niet toe om mijn blog te schrijven. Er zit te veel in mijn hoofd en in plaats van dat ik met plezier mijn blog schrijf, ervaar ik het nu als nog iets dat moet, en dat is niet de bedoeling. Eens te meer wordt mij duidelijk dat ik om te kunnen schrijven genoeg lucht en ruimte nodig heb, rust nodig heb in mijn hoofd. Gelukkig mag ik volgende week weer vijf dagen op Terschelling vertoeven op de schrijfretraite. Waarschijnlijk ga ik meer uitwaaien dan schrijven, maar het is sowieso fijn om er even tussenuit te zijn.
Wanneer ik mijn blog weer oppak weet ik niet. Tijd is een vreemd fenomeen. Soms heb je er te weinig van, soms teveel. Ik hoop dat de dagen op Terschelling lekker langzaam gaan. Dat de tijd langzaam voelt, dat vooral.
Misschien schrijf ik over twee weken weer vrolijk elke maandag mijn blog, misschien ook niet. De tijd zal het leren. Tot zover. Tot in de pruimentijd.
Het-moet-eruit-moment-boek
Oh help, het is zover. Voor het eerst sinds 10 mei 2014 toen ik mijn allereerste Krabbel schreef, ben ik zonder inspiratie. Maar dan ook echt helemaal zonder. Daar zitten mijn lezers natuurlijk niet op te wachten, op deze mededeling. Ik wil hier schrijven over schrijven. De oorzaak is mij echter goed bekend. Moeheid, frustratie, verdriet, boosheid, angst… emoties tuimelen over en door me heen en kunnen mijn gemoed per dag, ja zelfs per uur, veranderen. Een schrijver heeft enige afstand nodig en energie om gedachten te ordenen en woorden in vloeiende en verassende zinnen op papier te zetten. Bij mij slaan de zinnen nu dood. De emoties zitten te hoog, ze krabben langs mijn spieren en huid en willen eruit. Gelukkig heb ik eens geleerd (van toen ik dertig was en een burn-out kreeg: sla mijn boek Tot waar we kijken kunnen er maar op na) dat ik ze eruit moet laten. Dus Jantje lacht en Jantje huilt, alleen doet Jantje dat in een zodanig bizar tempo dat Jantje nu geen puf meer heeft voor een spitsvondige blog over schrijven. Wat ik wel doe is een dagboek bijhouden dat geen dagboek is, meer een het-moet-eruit-moment-boek. Dat helpt dan, soms, als een soort vangnet. Wanneer ik in bed lig schieten momenten uit de afgelopen veertien jaar voorbij. Een soort van balans opmaken; onvrijwillig. Zelfs als ik dan een boek pak voor de afleiding dwaal ik af. Ik of mijn gedachten? Ben ik mijn gedachten? Ik zeg: ‘stop Ing, maak jezelf niet gek.’ Maar het zijn niet alleen mijn gedachten waardoor ik me voel zoals ik me voel. Het gaat dieper, iets in mijn kern is uit balans. Ik moet daar doorheen gaan en er dag voor dag mee omgaan om straks dag na dag te merken dat de emoties afvlakken en de rust weerkeert. En dan? Dan zal ik die het-moet-eruit-momenten gebruiken om te schrijven. Met voldoende afstand. Met voldoende rust. Met vloeiende en verassende zinnen.
Schrijftransfusie
Zondagavond dronk ik met een lieve collega-schrijver cocktails. Dat gebeurde niet toevallig. Ik loop al een week (of langer) rond met een onbestendig gevoel. Er wringt iets, ik heb jeuk en als ik dan krab verspringt het naar een ander plekje, net als mijn gedachten. Dus leek het me beter om de stad in te gaan dan me te vergapen aan Divorce op RTL. Praten met iemand die net als ik schrijft. Praten met iemand die weet hoe het is, als het wel of niet lukt met het schrijven en wat er allemaal omheen gebeurt. Hoe krijgen we onze boeken geschreven, verkocht, gesubsidieerd? Hoe verdienen we geld om te kunnen schrijven, het liefst op een manier dat het ons niet te ver afleidt van het schrijven? Het was heerlijk om zo neurotisch te kunnen praten over iets waar we allebei met hart en ziel voor gaan, om te zeuren en zeiken over wat er niet goed gaat, om voorzichtig onze dromen uit te spreken en elkaar tips te geven en aan te moedigen - schrijver zijn, ja, een bejubelde schrijver die met haar boeken genoeg geld verdient om te kunnen schrijven; dat is het doel - om elkaar te begrijpen. Pas weer buiten, waar de kou onze roes verdreef, vroegen we nog naar huis en haard. Een beetje beschaamd zo leek het. Die andere realiteit riep ons terug. Toen ik door het uitgestorven centrum liep, waar een roze gloed spookachtig onder de bruggen oplichtte en mijn hakken hard op de tegels knalden, voelde ik energie door mijn lijf stromen, alsof ik een transfusie had gekregen. De jeuk was weg en mijn hoofd helder.
‘Be a good stewart of your gifts. Protect your time. Feed your inner life. Read good books, have good sentences in your ears. Walk. Take the phone of te hook. Work regular hours. Don’t be lazy, don’t be afraid. Close the critic out when you are drafting something new. Take chances in the interest of the clarity of emotion.’ – Jane Kenyon (Amerikaanse dichter 1947-1995)
Wat wil je worden?
Topturner! roept mijn zoon van acht (morgen wordt hij negen) stellig als je die vraag aan hem stelt die zo vaak aan kinderen wordt gesteld. Hij traint dan ook hard, drie keer per week. Schrijver niet, dat wist ik al. We hebben het daarover gehad toen ik aan mijn eerste roman werkte. Hij wilde toen weten wat een schrijver precies deed en hij zag me flink wat uren maken achter mijn laptop, werd soms bruut mijn werkkamer uitgestuurd. Ons idee op 1e kerstdag om samen een verhaal over een draak te schrijven, strandde als ik me niet vergis 2e kerstdag. Niet lang daarna lag hij op een ochtend warm tegen me aan in bed en zei: ‘Mama, ik wil toch geen schrijver worden. Ik ben meer van de actieve dingen.’
Op school moest hij onlangs een boekbespreking houden. Ik had mijn kinderen al avonden verhalen voorgelezen uit Heden niet jarig van Toon Tellegen. Het verhaal van de aardworm die besloot alleen zijn verjaardag te vieren was favoriet. De dialoog die de aardworm met zichzelf hield bij gebrek aan gasten, stal het hart van mijn zoon. Elke keer als ik het voorlas lag hij in een deuk. Hij koos dan ook dit verhaal voor zijn boekbespreking (het hing er nog even om want een verhaal is geen boek en hij is nogal van de regels, maar gelukkig kon ik hem ervan overtuigen dat je ook best een verhaalbespreking kon houden). We bespraken waarom hij het verhaal zo leuk vond, wat er nou eigenlijk met die aardworm aan de hand was en hoe hij het kon presenteren aan de klas. Van de symboliek, die zo kenmerkend is voor de verhalen van Tellegen, herkende hij verassend genoeg al wat. Hij is een fervent lezer, een denker, details en symboliek vallen hem op; geen slechte eigenschappen voor een schrijver. Mijn kinderen, ik heb geen dromen voor ze. Dromen mogen ze zelf doen. Morgen is hij jarig, overmorgen is zijn feestje. Dat worden vast mooie dromen.
Hoe te beginnen...
Ik las al veel adviezen over hoe je het beste een verhaal kunt beginnen, maar het volgende advies (ik weet niet meer wie het gaf maar dat doet er ook niet toe) schoot me te binnen toen ik twijfelde over mijn begin en daarna het boek De Onderwaterzwemmer van Thomése las.
Vraag jezelf af: ‘Waarom is deze dag anders voor mijn hoofdpersonage?’
In De Onderwaterzwemmer opent Thomése met een scene bij de rivier die vader en zoon oversteken en waarbij de vader (waarschijnlijk) verdrinkt. Hupsakee, meteen vol erin. Je weet dat het leven van de zoon compleet veranderd is. Dit is iets groots, maar het kan ook iets kleins zijn. In Shirley Valentine van Russel vraagt de buurvrouw of Shirley op haar hond wil passen. Shirley besluit de hond een steak te geven, de steak die haar man ’s avonds had willen eten. Hij is furieus. Zijn reactie leidt ertoe dat Shirley op vakantie gaat naar Griekenland, ontsnapt aan de sleur en eenzaamheid die haar leven kenmerkte en haar eigen identiteit terugvindt… allemaal omdat ze die steak aan de hond voerde.
Stel jezelf dus die vraag en bepaal zo vanwaar je verhaal uit de startblokken gaat. Als dit je lukt – je personage tonen (het karakter) op een typische dag die misgaat – geef je de lezer een tipje van de sluier van wie je personage is en hoe hij of zij reageert. Wat zou er verder gebeuren? De lezer wil doorlezen en dan zit je op het goede spoor.
De Onderwaterzwemmer vond ik zo goed dat ik er in verdronk. Later, toen ik het uithad en weer bovenkwam, ben ik nagegaan waar dat aan lag. Ik denk dat, na het schrijven zelf, het lezen (en analyseren) van literatuur het allerbelangrijkste is wat je kunt doen om een betere schrijver te worden. Oh, en misschien kunnen mijn blogs je ook een handje helpen…
Op www.scriptplus.nl
Een interview op de website van Scriptplus waar ik de driejarige opleiding Verhalend proza volgde en de anderhalf jaar durende docentenopleiding creatief schrijven (DOCS).
Lees het interview op de website van Scriptplus.
Op www.loodmagazine.nl
Een interview in de reeks 'het boekje open'.
Lees het interview op de website van Loodmagazine.