Boeken en meer

Boek 2, versie 2

Zojuist heb ik met een druk op de knop, de tweede versie van mijn manuscript naar mijn uitgever gestuurd (Luitingh Sijthoff). Ik was daar begin december op gesprek naar aanleiding van mijn eerste versie en we hebben toen afgesproken dat ik half februari een herschreven versie aan zou leveren. Ik had daar enigszins aarzelend mee ingestemd want, poeh, dat betekende dat ik flink aan de bak moest en het is niet zo dat ik van mijn schrijven kan leven. De schrijfcursussen en coaching die ik geef liepen gewoon door en daarnaast zette ik mijn nieuwste initiatief ‘De schrijftafel Utrecht’ in werking.

Maar goed, zoals zo vaak is het een kwestie van prioriteiten stellen in je leven en als het dan op schrijven aankomt merk ik iedere keer weer dat ‘het boek’ daarin steevast op nummer 1 staat en ook niet van plan is die koppositie af te staan.

De feedback van mijn uitgever op versie 1 kwam in grote lijnen op de volgende zaken neer: een van de hoofdpersonages beter uitwerken en een onderscheidende stem geven, de hoofdpersonages meer hun grenzen op laten zoeken en (de mooiste) ervoor zorgen dat de lezer het boek dichtslaat met een klap en er nog lang over nadenkt.

Degenen die mij een beetje kennen, weten dat ik een perfectionist ben (niet in alles, maar wel in veel). En perfectionisten hebben de neiging hun eigen bergen te creëren. Daar sta je dan, als onbekend schrijver, aan de voet van die berg. De top is ver, hoog, niet eens in zicht. Je was zo’n beetje halverwege dacht je, het verhaal stond, maar nu komt de echte beproeving. Durf je het aan te gaan met je beitel toe te slaan of gooi je je rugzak met daarin je schrijfgerei (in onze tijd heeft dat laptop) weg en laat je die berg lekker berg zijn, laat je andere te top halen (want die kunnen het toch veel beter).

In dat opzicht dekt de nieuwe titel die mijn boek krijgt ook in mijn eigen leven aardig de lading: In je dromen ga jij.

Maar hé, niemand pakt mijn dromen af, ikzelf het allerminst. Dus hup, hakken, schuren, schaven, langzaam doch gestaag die berg beklimmen, los gruis ontwijken en grip krijgen; steeds meer grip, daar gaat het om.

Het waren niet de minste zaken die mijn uitgever mij in een uiterst kundige en positieve feedbackronde meegaf.

Het geeft maar weer aan hoe waardevol feedback kan zijn, want zoals ik het nu zie ben ik hard bezig die berg te slechten. Ik ben er nog niet (vermoed ik of is dat weer die perfectionist die ook zijn zegje wil doen), maar de top komt wel in zicht; de top van boek 2 bedoel ik. Er zijn altijd toppen te behalen van nog veel grotere bergen, maar dat is de reis van de schrijver. Mijn focus was de afgelopen weken groot. Elke dag dat ik kon schrijven, schreef ik, sowieso elke avond, ook in het weekend. Niet omdat het moest (ook), maar omdat ik steeds meer grip kreeg en niet meer los wilde laten. Ik blies het verwaarloosde personage meer leven in. Hoe? Ze kreeg een vriendin, ze kreeg meer scenes en ze werd opstandiger. De grenzen zocht ik op in de psyche van mijn dames, in de taboes van de Marokkaanse cultuur, in het schuren van generaties. Dat mondde uit in een eindscene waarin mijn hoofdpersonage tot een heel belangrijk inzicht komt, een inzicht waar ieder mens baat bij zou hebben als je het mij vraagt. Ik ga natuurlijk niet verklappen wat dat is (gemeen), daarvoor zal je het boek moeten lezen. Ik hou ervan als boeken hoop geven en ik hoop (haha) dat ik nu zo’n boek aan het schrijven ben. Wordt vervolgd…


Boeken en meer

Alles mag

Boeken en meerMijn zoon lijkt veel op mij, uiterlijk en innerlijk. Dat laatste ontdekte ik weer eens toen hij bedrukt thuiskwam uit school omdat hij ‘zijn verhaal’ niet afhad. Het moest een verhaal worden over een andere planeet en hij moest voor de volgende dag een a-4tje volschrijven. ‘Als je ook maar een regel wit openlaat krijg je een minnetje’ had de juf streng gezegd. Mijn zoon neemt zo’n waarschijnlijk als grapje bedoelde opmerking heel letterlijk en mijn creatieve schrijvershart kromp ineen.

Ik heb hem direct uitgelegd dat het erom ging dat hij een leuk verhaal schreef en niet dat hij de bladzijde vol schreef (over dat minnetje ben ik nog verhaal gaan halen bij de juf, riep iets over demotiverend…maar goed, dat is weer een ander verhaal). Nog wat twijfelend ging hij met me aan tafel zitten en vertelde me in grote lijnen zijn idee. Ik vond het een prachtidee. ‘Weet je wat het is mama, ik heb dan wel dat idee in mijn hoofd, maar ik weet gewoon niet hoe ik het op moet schrijven, waar ik moet beginnen omdat ik ook nog niet weet hoe het af zal lopen. Ik ben hier niet goed in.’

Mijn zoon is ultra-perfectionistisch, iets wat ik ook bij cursisten tegenkom, het kan een killer zijn voor aspirant-schrijvers. Ik heb er zelf bij tijd en wijle ook last van en de kunst is om dat vervelende stemmetje in je hoofd de mond te snoeren. Ik hielp mijn zoon door hem stap voor stap te laten vertellen hoe hij dacht dat het verhaal moest gaan, ik liet hem associëren en verzinnen. ‘Bedenk maar hoe het kan beginnen en hoe het af kan lopen, alles mag.’ Met kleine voorzetjes kwam hij op superleuke ideeën en kreeg er zichtbaar steeds meer lol in. Hij begon en schreef, raakte afgeleid, mocht even pauzeren, schreef weer verder. Er kwamen tekeningen bij. De planeet Money (in de vorm van een goudstaaf), bewoond door onder andere een ezel die euro’s uitpoept, waar je heen kunt via een sterk afgeprijsde teleporteercapsule en dat alles gegoten in van die ‘it’s amazing’-reclames. De clou, reis je wel of niet naar die vreemde planeet?

Om een lang verhaal kort te maken: anderhalf uur later had ik een glunderende jongen van tien voor me zitten die trots was op zijn verhaal en op zichzelf (o ja, er was ook een trotse mama). Dit hele voorval zette bij mij iets in gang omdat ik zelf al zo’n twee jaar tegen een ‘angst’ aanhik. Als schrijver een verhaal schrijven, een boek schrijven, lukt me, lesgeven lukt me ook, maar er genoeg geld mee verdienen lukt me niet. Ik had een soort mantra opgebouwd dat ik niet commercieel ben en niets van marketing weet. Ik had zoveel ideeën in mijn hoofd om mijn schrijverscarrière en schrijfdocentschap uit te bouwen, maar ik wist niet waar ik moest beginnen (klinkt bekend nietwaar). Zoals mijn zoon mij nodig had, had ik iemand nodig die me op het juiste pad kon zetten. Het pad van durven en doen. Een marketingspecialist, een businesscoach, gewoon om op gang geholpen te worden, de ideeën om te zetten in daadwerkelijke acties.

Ik kwam terecht bij Juliette van den Hurk van Marketingbureau Kleur in Den Bosch. Zij helpt juist zzp-ers om hun marketing op orde te krijgen, om focus te vinden en woorden om te zetten in daden. Zo loop ik al jaren rond met het idee van een schrijftafel, waar schrijvers elke maand kunnen aanschuiven om in gelijkgestemd gezelschap te bomen over schrijven, mij uit te horen als coach en met behulp van thematische schrijfopdrachten de boel lekker los te schudden. Ik weet hoe belangrijk en fijn het is om uit je solistische schrijfcocon te stappen, even los te komen van dat ene verhaal of dat ene manuscript en daarna vol nieuwe inzichten en goede moed verder te gaan, je gesteund te voelen en zo je schrijven serieus te nemen. In nog geen maand tijd heb ik De schrijftafel opgezet en nu stroomt het. Er komt een nieuwe website met een uitgebreid schrijfaanbod en illustraties waar ik superblij van word, in februari start ik met De schrijftafel én een nieuwe cursus Verhalen schrijven. Ik ervaar, durf en doe. Of het allemaal gaat lukken weet ik niet, of het met het verhaal van mijn zoon ging lukken wisten we ook niet. Het is eng, spannend, iets lukt, iets mislukt, je valt, je staat op, je geeft op, begint opnieuw. ‘Bedenk maar hoe het kan beginnen en hoe het af kan lopen. Alles mag.’


Tijd als schrijfelement

tijdTijd is een van de mooiste elementen waar je als schrijver mee kunt spelen wanneer je aan een verhaal werkt. De tijd vliegt, de tijd staat stil, de tijd glipt je personages door de vingers. Je kunt in een zin tien jaar verder in de tijd springen of twintig jaar teruggaan, inzoomen en uitzoomen. In mijn roman Safia, waarvan ik vorige week het manuscript inleverde bij mijn uitgever (waardoor ik even op adem kan komen en de benodigde afstand kan nemen), kampt een van de hoofdpersonages – net als zoveel mensen – enorm met haar tijd. En ik, vermaledijde schrijver, maak het nog een tikje erger door Mariam op de proef te stellen, haar toch als zo drukke bestaan nog meer onder druk te zetten door een haast onmogelijke wens van haar stervende moeder Safia. Geen wonder dat ze op een bepaald moment verzucht:

Een dag was niets, vloog voorbij, bestond uit opstaan, ontbijt, lunch, avondeten, slapen en weer opstaan en dat doorspekt met zorgen voor de kinderen, Ayub, Safia en het huishouden. Haar dagen voelden als een hardloopwedstrijd waarbij zij vanaf het startschot al achterlag. De tijd finishte steevast lachend als eerste en zij kwam er uitgeput achteraan.

Die arme Mariam, ik liet haar maar rondrennen als een kip zonder kop, totdat ik het niet meer aan kon zien. Ik moest ingrijpen, haar helpen, of beter nog, haar zichzelf laten helpen. Ik begon ik aan een scène waarvan ik nu al voel dat het mijn favoriet is. Waarom? Omdat ik haar ben en zij mij is, omdat schrijven mijn geloof is. Ook ik probeer me te ontworstelen aan de tijdsdruk. Hoe? Door te schrijven. Door scènes te schrijven waarin ik de tijd bezweer en mijn personage tot rust komt. Ze komt zelfs zozeer tot rust dat er ruimte ontstaat voor haar intuitie, een waar gevoel, dat al die tijd al sluimerde, waar ze eindelijk gehoor aan geeft en met ‘de regels’ durft te breken.

Het is een scène waarin Mariam bidt. Ik wist niet precies hoe moslims bidden, had er een vaag idee van. Gelukkig heb ik mijn Marokkaanse vriendin als achtervanger. Zij speelt sowieso een grote rol bij de totstandkoming van dit boek; haar moeders levensverhaal vormde het startpunt. Zij is de beroerdste niet en vertelde me hoe zij bidt. Dat bleef te abstract dus vroeg ik haar of ze het misschien voor wilde doen. En daar ging ze op mijn parketvloer – staan, handen naast de oren, buigen, op haar knieën, hoofd omlaag en weer omhoog – nam de voorgeschreven houdingen aan, de handgebaren, fluisterde de woorden (moslimvrouwen bidden nooit hardop maar in zichzelf) en het was alsof ik naar een meditatie- en yoga-oefening ineen keek. Mijn schrijvershart maakte een sprongetje, nu kon ik het opschrijven, de bewegingen verwoorden, de rust die ervan uitging vangen en de tijd oprekken.

Aan het eind van de scène worstelde ik evenzeer als mijn personage Mariam, want ik weet hoe serieus, waardevol en betekenis gevend het bidden voor vele gelovigen is, maar ik ontkwam er eenvoudigweg niet aan haar te laten voelen dat ze zich niet hoeft te conformeren, de keuze heeft los te breken. En met een heel klein gebaar laat ik Mariam iets doen wat mijn vriendin vermoedelijk nooit zou doen. Ik hoop maar dat ik haar en andere gelovigen daarmee niet beledig. Het is een dun draadje soms tussen werkelijkheid en fictie, waarop je als schrijver balanceert. Ik laat het mijn vriendin nog lezen, als ik verder ben, maar ik weet dat het mijn verhaal is, mijn personages zijn en dat ik er niet aan ontkom, er niet aan wil ontkomen, dat mijn schrijversblik doorslaggevend is. Hoe zij en andere lezers hierop gaan reageren? De tijd zal het leren.


Schrijven met je hoofd in de wolken en je voeten op de grond

foto hoofd in de wolkenIk zie schrijven als een doel en reis voor de rest van mijn leven. Ik lees veel boeken, kijk af bij meer ervaren schrijvers en probeer mijn techniek te verbeteren. Boek een was goed, maar er mankeerde ook nog van alles aan. Met boek twee heb ik een kans het beter te doen. Ik schrijf en schrijf en herhaal mijn eigen advies aan cursisten in mijn hoofd. In de eerste fase zet je het verhaal neer, in de tweede zorg je dat het goed wordt. Dus als ik nu slechte zinnen schrijf, zeg ik hardop ‘Ing, dit is echt ruk’ en daarna ga ik weer door, want wat nu telt is om het complete verhaal op papier te krijgen.

Als ik naar bed ga mag ik dromen, dromen dat het boek goed wordt, beter dan het eerste, dat ik het zelf goed vind, dat mijn uitgever het goed vindt en dat heel veel lezers het straks goed vinden. En als ik opsta moet ik weer landen en is het enige dat telt… je voelt het al aankomen… zorgen dat ik het complete verhaal opschrijf. Ik heb het begin, ik heb het middenstuk en nu komt het einde. Maar dat einde, man-o-man, wat is dat moeilijk. Ik haper en het lijkt wel alsof ik bang ben om het te schrijven. Ik moet van mezelf het hele verhaal neerzetten en tegelijkertijd lijkt iets me tegen te houden; ga ik een beetje zitten pielen in scenes die ik al geschreven heb (foei). Een einde schrijven is ook het einde van de eerste schrijffase afronden, misschien is dat wat me belemmert. Nu mag ik nog spelen, nu mag ik nog hardop zeggen dat het ruk is.

Het schrijfproces kent veel van dit soort overgangen. Eerst schrijf je voor jezelf, goede of slechte zinnen maakt nog niet uit. Dan schrijf je voor jezelf en moeten de zinnen goed zijn, geloofwaardig zijn, zo goed en geloofwaardig dat je het aan iemand anders durft te laten lezen (in mijn geval een Marokkaanse vriendin, mijn uitgever en wellicht nog een of twee mensen die ik het toevertrouw). En als je dan het hele proces van feedback krijgen en herschrijven hebt doorlopen, volgt de overgang naar het lezerspubliek en recensenten.

Het is ploeteren als beginnend schrijver (je verdient er ook zo weinig mee). Dat ik een roman gepubliceerd heb is geweldig, dat ik een contract heb voor een tweede ook, maar ze zeggen niet voor niets dat je tweede boek je ‘make-or-break’ is. Ik sta aan het begin, ik mag fouten maken, maar niet dezelfde fouten. Ik wil een beter boek schrijven, met geloofwaardige personages, veel conflict en sfeer, dat binnenkomt bij meer lezers.

Het is spannend, meer dan ik aan mezelf toe wil geven. ‘Schrijf nou maar door’ zeg ik dan tegen mezelf (of ik vloek een paar keer, ga een blokje om, aai het konijn… zo zijn er wel meer trucjes om de angst te bezweren)

Succes meet je af aan waar je begonnen bent en hoe je begonnen bent, niet aan wat anderen bereikt hebben. Als je die laatste weg inslaat kun je wanhopig worden, zo wanhopig dat je opgeeft. Geef nooit op! (wie zong dat nou ook al weer?)

Waar het op neerkomt is dat een schrijver moet schrijven. Negeer het succes van anderen, wees geduldig en geloof in je eigen stijl, in je eigen verhaal. Ken je krachten en je tekortkomingen. En tja, met een hoop doorzettingsvermogen, hard werken en een beetje geluk kan ik altijd blijven dromen van een mooie schrijverscarrière, maar dan wel met mijn voetjes stevig op de grond, het liefst onder mijn schrijftafel.


Nieuw boek, nieuwe uitgever

boekcontract

2017-09-01 11.34.43Vandaag tekende ik een boekcontract bij Luitingh Sijthoff voor mijn tweede roman die voorjaar 2019 uitkomt. Ik voelde me meer dan welkom, werd onthaald met taart en bloemen en leuke eerste gesprekken met de medewerkers van L.S. Ik kijk uit naar de samenwerking met hen en Hedda Sanders, de uitgever die me binnenhaalde en met wie ik nauw zal samenwerken. Schrijven maar!

 


In de tussenwereld

schrijfrituelenIk merk steeds vaker dat er een wereld van verschil zit tussen hetgeen ik denk – specifieker gezegd: mijn gedachten over hoe iets zal zijn – en hoe iets daadwerkelijk ís. Zonder hier een of ander filosofisch punt te willen maken (al zou ik dat best willen kunnen, maar ik ben helaas geen filosoof), loop ik daar in de praktijk keer op keer tegenaan. Ik noem dit voor het gemak even de ‘tussenwereld’; de wereld tussen je ‘denkwereld’ (in je hoofd) en je ‘leefwereld’ (buiten je hoofd). Een kort intermezzo is hier op zijn plaats want ik verras mezelf met het begin van deze blog. Een begin waarover ik niet had nagedacht. Ik ging zitten, schreef en het was er. Welk punt ik dan wel wil maken? Geef me een minuutje.

Wat ik weet is dat ik een minuut geleden aan mijn tweede boek werkte en dat dit begin daar dus hoogstwaarschijnlijk aan te linken is; mijn tweede boek waarvan ik dacht dat het schrijven ervan gemakkelijker zou zijn dan mijn eerste boek (een gedachte gebaseerd op de aanname dat als je eenmaal iets gedaan hebt, als eenmaal iets gelukt is, het daarna nog wel een keer zal lukken. Sterker nog, het daarna gemakkelijker zal gaan omdat we tenslotte lerende wezens zijn). En precies daar gaat het mis. Ik ploeter me de pleuris! (excuzes-moi)

Dat is niet erg, laat ik dat vooropstellen. Want ook door te ploeteren kom je ergens, misschien wel beter dan de eerste keer, misschien ook niet. Nu ik erover schrijf zonder dat ik nog weet wat mijn punt is, merk ik hoe lekker dat eigenlijk is; schrijven zonder dat je weet wát je precies gaat schrijven. Ik had het net ook bij mijn manuscript. Ik liet de ouders na een zoektocht in Marokko arriveren op Schiphol waar de kinderen op hen staan te wachten. Pa en ma zijn helemaal opgeladen, omringd door hun kroost op eentje na. Die dochter is zwaar in mineur en bekijkt het tafereel van een afstand. Ik had helemaal geen scene gepland op Schiphol, ik had een scene gepland thuis, waar ouders en dochter zouden bijpraten. Maar ik schreef zonder te denken en bleef hangen op het vliegveld. Schiphol is wat dat betreft ook een soort tussenwereld, een plek waar het alle kanten op kan gaan. Met al die mensen om je heen die vertrekken en aankomen, waar iedereen blij is om weg te gaan of juist warm onthaald worden omdat ze gemist werden, dat is een interessantere plek voor conflict dan veilig thuis.

Soms denk dat ik het mezelf te moeilijk heb gemaakt. Om het verhaal te willen vertellen vanuit een Marokkaans gezin, vanuit oma, moeder, dochter én sinds vandaag vanuit de verloren zoon. Dan denk ik dat het niet goed wordt, dat ik het helemaal niet kan, dat ik daarom zo ploeter. Denken, denken, denken… gelukkig heb ik wel de drive om door te schrijven, om uit dat denken te gaan en te blijven schrijven. Wellicht is het schrijven zelf een soort tussenwereld, daar waar zinnen ontstaan uit woorden en woorden uit letters, letters die mijn vingers vanzelf vinden op het toetsenbord. Een beetje zoals lezers lezen, die weten ook niet welke zin er volgt op de voorafgaande.

Even groter trekken. Dus als ik bijvoorbeeld bedenk dat mijn boek slecht wordt (om allerlei smoezerige redenen waarachter ik me wil verbergen uit wat voor onzichtbare, onbewuste angsten dan ook), en ik toch doorschrijf (want het is me al een keer gelukt dus wie weet lukt het nog een keer) en niet te veel nadenk of te ver vooruit kijk, dan heb ik aan het eind iets, een boek, dat heel anders is dan ik van tevoren had bedacht. Huh? Maar het ís er wel, het boek.

Lekker vaag Ing, heb je nog een punt te maken?

Dus eigenlijk moet ik niet zoveel denken (het mag wel, zolang het me niet belemmert), moet ik wél veel schrijven en dan maar kijken wat er aan het eind, na de laatste punt, uit is gekomen. Pas als ik het hele verhaal heb staan kan ik zorgen dat het goed wordt (door feedback, door schrappen en schaven, afijn… de hele rataplan). Oké, dus eigenlijk moet ik me vooral in die tussenwereld begeven, als schrijver en als mens: daar waar iets uit niets ontstaat, daar waar het onbekend is, waar het een beetje eng is, waar het ploeteren is én waar het vloeit en stroomt.

Bovenstaande is (in een andere context) al eens bezongen door de meidengroep Frizzle Sizzle: ‘Een beetje vanne dit en een beetje vanne dat, een beetje zus en een beetje zo. Een beetje vanne hier en een beetje vanne daar, dan is het alweer piekfijn voor mekaar.’ Punt.


Poppenspel

Op TexelAls je vastzit met je roman moet je in beweging komen en/of dingen loslaten. Je kunt gaan freewriten, je kunt wat korte verhalen schrijven, je kunt een goed inhoudelijk gesprek hebben met een uitgever, je kunt naar yoga gaan, een date hebben, meer dates hebben met die date, gaan skeeleren met die date, een paar dagen naar een huisje gaan met (nee, nog niet met die date) twee andere schrijvers… of je doet het allemaal. Dit is kort samengevat wat ik deed de afgelopen tijd. Het een meer bewust dan het ander, maar toch, ik kwam in beweging én ik liet los, niet zo’n beetje, nee, een compleet personage. Een personage dat ik in mijn roman had geschreven en wat verdacht veel op mijzelf leek.

De uitgever zei: ‘Waarom gooi je dat Nederlandse personage niet overboord, één, twee, weg ermee?’

Ik had precies die twee tellen nodig om dit advies te verwerken en stelde me voor wat dit voor mijn roman zou betekenen. Daarna kwam totale opluchting. ‘Ja’, riep ik nog net niet jubelend uit en bevestigde mijn eigen antwoord met nog een welgemeend ‘ja’. Dát is het, geniaal, waarom had ik dat zelf niet bedacht?

De uitgever knikte mij bemoedigend toe en zei: ‘Dat betekent wel dat je eigenlijk opnieuw moet beginnen.’

Het Nederlandse personage (mijn andere hoofdpersonages zijn Marokkaans), een schrijver die ploetert met haar tweede boek, die vastzit in haar hoofd, die nergens toe komt -me, myself and I-, nam ongeveer de helft van het boek in beslag. ‘Ja’, zei ik weer en voelde een nog grotere opluchting. ‘Opnieuw beginnen lijkt me wel het beste.’

Lachend voegde de uitgever eraan toe: ‘je struggle als schrijver, daar kun je beter over bloggen.’

Een waarheid als een koe.

Ik geloof ook wel in het cliché (clichés zijn waar, daarom zijn het clichés) dat als een personage te veel op jezelf lijkt, dit je schrijven lelijk in de weg kan zitten. Het werkt veel beter om de emoties die je voelt of de angsten waar je onder lijdt aan een fictief personage af te staan. Zo, eens kijken hoe diegene zich hieruit redt, misschien leer ik er zelf ook nog wat van. En dan wordt het ineens weer leuk. Je hebt als schrijver de touwtjes weer in handen. Jij bent de poppenspeler, je personages zijn de poppen. Dan laten we die moeder op haar sterfbed een geheim onthullen, dan moet die dochter naar Marokko om de problemen die hierdoor ontstaan op te lossen terwijl ze het al zo druk heeft omdat haar dochter gaat trouwen en dan laten we die kleindochter ook een geheim hebben waardoor ze juist haar moeder nodig heeft en… Afijn. Ik leerde a) dat ik er niet alleen voor sta, b) dat bewegen en iets nieuw proberen helpt en c) dat ‘die date’ veranderde in ‘nieuwe vriend’ met wie ik naar Texel ging om… te schrijven natuurlijk ;)


Inge dichtbij

Inge dichtbijIk sta stil. Voor de een zal dit negatief klinken, voor de ander positief.

De wereld beweegt, maar ik niet en ik laat het gebeuren. Blijkbaar is het nodig. Ik denk na, reflecteer op gebeurtenissen, op gevoelens, op wat er nu is. Dat doe ik in mijn hoofd, nog. Niet op papier, nog niet. Tot nu toe dan.

Deze blog schrijven stond niet op mijn agenda. Nee, boek twee moest er komen, het liefst binnen twee jaar en het liefst met een contract van mijn uitgever alvast op zak. Maar de dingen laten zich niet zo gemakkelijk sturen. Het manuscript dat ik inleverde was niet goed genoeg en ergens wist ik ook wel dat dit het geval was. Maar de versie die er ligt is waardevol, zo niet waardevoller dan een versie die wel direct goed genoeg zou zijn geweest. Schrijven is zoeken, is vallen en opstaan, net als leven. Het kan alleen maar beter worden. Zolang ik stilsta, schuif ik het schrijven aan boek twee voor me uit, zo lijkt het. Ik weet wel beter, want ook het stilstaan hoort erbij; het nadenken, het piekeren en twijfelen, het naar binnen keren. En dan, zomaar ineens komt er een berichtje, een berichtje dat een rimpeling teweegbrengt, een kiertje, een gaatje. ‘Of ik wil bloggen voor De Perfecte Buren?’ vraagt degene achter het berichtje, achter de woorden die verschijnen in mijn telefoon. En als we elkaar aan de lijn hebben zegt een vertrouwd klinkende stem die ik voor de eerste keer hoor ‘alles mag en niets moet, het gaat om het plezier, plezier in het schrijven.’ Ja, denk ik, ja. De vrijheid overal over te mogen schrijven; dat is misschien wel wat ik nodig heb, nu. En als ik vraag waarom ze dan uit al die auteurs mij hebben gekozen zegt de stem: ‘omdat ik heel hard moest janken om je boek en ik niet alleen en omdat we ook onbekende auteurs het gunnen meer aandacht te krijgen en, nou ja, gewoon, om een steuntje in de rug te bieden.’

Haar woorden voeden me en ik ga als vanzelf wat rechterop zitten. Want je schrijft, in eerste instantie vanuit een diepe innerlijke noodzaak en als dan blijkt dat het iets is, dat schrijven, iets teweegbrengt bij jezelf én bij anderen, dan wil je meer. En je weet wel dat je het kunt, dat tweede boek, maar je bent op een moment in je leven dat de behoefte aan stilstaan groot is. En toch, toch denk ik dat juist de onverwachte steun, uit onverwachte hoek, zo warm en gemeend, en zo precies op het goede moment, dat die me weer aan het schrijven brengt. Ja hoor, kijk maar, lees maar.

We willen steeds zo krachtig zijn, alles moet kloppen, aan alle verwachtingen moet voldaan worden en het liefst geven we de omgeving of de ‘ander’ de schuld als het anders loopt. Ik wil dat niet meer, merk ik. Want hoezo moet ik een contract krijgen en hoezo moet er binnen twee jaar een tweede boek liggen? Waarom laat ik me dat opleggen, nee, waarom leg ik mezelf dat op?

Ik weet heus wel dat schrijven ‘doen’ is en dat dat tweede boek er alleen komt als ik eraan ga schrijven. Dus ik beschouw deze eerste blog in de nieuwe reeks als dat wat het is: een rimpeling, een opening, een gaatje vol moed, uit liefde en plezier voor het schrijven gevoed (en dat rijmt). ‘Blijf maar dicht bij jezelf,’ zegt de stem als laatste voor we ophangen. Ze stuurt een berichtje na dat we ook nog een mooie naam kunnen bedenken voor deze reeks blogs.

Schrijven kan alleen vanuit jezelf, dat maakt het kwetsbaar en eenzaam, dat maakt het ook goed. Het moet dichtbij zijn, zo dichtbij mogelijk, want alleen dan is het oprecht en zal het lezers raken, daarvan ben ik overtuigd.

Deze Krabbel is ook gepubliceerd op de website van Boeken- en leesclub De Perfecte Buren


Van debuut naar tweede roman

Ze wisten de spanning er goed in te houden bij de uitreiking van de Hebban Debuutprijs 2016 gisteravond. Ik mocht in de Buiksloterkerk waar het event plaatsvond, samen met de andere genomineerden Sandra Bernart, Erik Rozing en Lize Spit, plaatsnemen op het podium voor een interview door de altijd ontwapenende Bart Gielen (Barts Boekenclub). Nadat de awards voor beste roman (Zolang er leven is van Hendrik Groen), beste non-fictie (Ma van Hugo Borst), beste young adult (Kapot van Carry Slee, die mij kort daarvoor nog vanuit haar auto de weg had gevraagd) en beste thriller (De doodsvogel van Samuel Bjork) waren uitgereikt, werd de winnaar bekend gemaakt voor 'mijn' categorie door (hoe toepasselijk) de beste boekverkoper van 2016 Remco Houtepen. Hij las van elk debuut het juryrapport voor en ik vond mijn rapport zo mooi dat ik haast dacht dat ik ging winnen.

De Hebban-jury (15 man sterk bestaande uit recensenten en boekhandelaren) over Tot waar we kijken kunnen:

Dit is is een verhaal dat niemand koud kan of mag laten. Een debuutroman over het heden zoals het vaak is, echt uit het leven gegrepen. Heftig, maar ook bijzonder, ontroerend mooi. Dit is lezen met een lach en een traan.

Ik kneep zelfs kort in de hand van mijn redacteur Anouk, tegen beter weten in. Bij binnenkomst had ik kennis gemaakt met Lize Spit op het damestoilet en haar ogen zien glinsteren. Ik gun haar de overwinning van harte, haar boek Het Smelt zit steengoed in elkaar en maakte ook op mij indruk. Het was een geweldige avond vol indrukken en fijne gesprekken met schrijvers, recensenten, boekhandelaren en lezers. Om daar als genomineerde debutant bij te mogen zijn was een prijs op zich.

Zo, nu dit feest voorbij is kan ik vol goede moed door met mijn tweede roman. Ik zit ik er weer helemaal in, die welbekende maar lange tijd afwezige 'flow'. Er is gewoon geen excuus om niet te schrijven als je een schrijver bent of wilt zijn. Toen het me een tijd niet lukte om te werken ben ik 'morningpages' gaan schrijven; elke ochtend tien minuten schrijven wat er in je opkomt. Bagger schrijven. Van je af schrijven. En zowaar, ik belandde losjes associerend bij het verhaal dat geschreven dient te worden. Gisteren schreef ik een zinnen die ik hardop aan mezelf bleef voorlezen omdat ze, hoe eenvoudig ook, zo heerlijk in mijn oren klonken. Het schrijfgeluk is terug, en dat is maar goed ook, want er kijken nu lezers uit naar mijn tweede boek (een bijzondere gewaarwording als debutant) en die wil ik niet teleurstellen. En kijk, dat 'Krabbelen' lukt nu ook weer.