De gelukkige schrijver
Ik zie mezelf als schrijver. Is dat overmoedig van mij? Sommigen zullen zeggen: Dat kan jij gemakkelijk zeggen, jij hebt al een boek geschreven. Anderen zullen zeggen: Nou, nou, je hebt pas één boek geschreven. Toen ik nog aan mijn boek werkte zag ik mezelf al als schrijver. Nog een stap daarvoor, toen ik op de opleiding zat en het principe van de intrige leerde klikte er iets in mijn hoofd. Ja, dit is het, dit wil ik. En nog een stap daarvoor, toen ik wist dat ik boeken wilde schrijven maar nog niet de technieken kende, voelde ik dus al (weliswaar nog onbewust maar toch al die kant op gestuurd) ik wil boeken schrijven. Waarom? Waarom wil ik schrijven? Waarom wil jij schrijven? Waarom wil Esther Verhoef schrijven, Connie Palmen of Alice Munro? Denk je dat zij zichzelf als schrijver zien? Ik schrijf om mezelf te uiten. Ik schrijf omdat het me gelukkig maakt. Omdat ik ervan leer. Omdat het zin geeft aan mijn leven. Vorige week kwam mijn neef op bezoek. Hij heeft een stoel ontwikkeld. Een supergave stoel en daar heeft hij teksten bij nodig als hij straks richting de markt gaat. Al jaren is hij bezig met die stoel. Altijd hoorde ik hem praten over zijn ideeën, als kind al zat hij vol creatieve ideeën. Die stoel nestelde zich op een dag in zijn hoofd en bleef daar en hij wist, dit is het, dit wil ik doen. Ik wil deze stoel ontwikkelen. En gisteren stond hij voor mijn neus met naast zich het prototype van ‘zijn’ stoel. Snap je? En ik ben blij dat hij mij deel laat zijn van zijn creatieve proces. Hij is geen meubelmaker, productontwerper, marketingspecialist of tekstschrijver. Hij knipt haren notabene, heeft een lijn van kapperszaken. ‘Ik ben geen kapper Ing,’ zei hij. ‘Dit, en hij wees naar zijn stoel, dit ben ik. Hier mee bezig zijn, dit ontwikkelen, daar word ik gelukkig van.’ En ik weet zeker dat die stoel een hit wordt, ik voelde het toen ik erop ging zitten en hij me zijn verhaal erbij vertelde. Dus heb je iets in je leven waarvan je voelt als je ermee bezig bent, dit is het, hier word ik gelukkig van? Ga er dan voor, richt je daarop. Ik schrijf en zie mezelf als schrijver. En jij?
Zoals ik ben, schrijf ik
Voor een interview met het online literair magazine Lood kreeg ik de vraag: Hoe zou je je eigen schrijfstijl omschrijven? Ik vond het een lastige, maar tegelijkertijd ook een goede vraag. Lastig omdat ik pas één boek geschreven heb en het misschien te vroeg is daar iets wezenlijks over te zeggen, goed omdat ik erover na ging denken. Wat is mijn schrijfstijl? Volgens de achterflap heb ik een frisse, eigen stijl. Volgens mijn coach heb ik een fijne pen, schrijf ik licht over zware thema’s. Volgens mijn redacteur raakt en ontroert mijn schrijven. Hoe zie ik dat zelf? Stijl is een containerbegrip waar je van micro- tot macroniveau analyses op los kunt laten, van woordkeus en zinsbouw tot beeldend of bijvoorbeeld gedetailleerd. Mijn schrijfstijl is wat het is. Wat ik wel weet is dat ik van helderheid houd, van eenvoudige woorden die door hun samenhang in zinnen, scenes en hoofdstukken, emotie oproepen. Als je vraagt naar mijn schrijfstijl, vraag je eigenlijk naar mij. Hoe ben ik dan? Zacht, emotioneel, perfectionistisch, nadenkend, sterk, empatisch, creatief, ondernemend, grappig, serieus, eigenwijs. En zijn die eigenschappen dan terug te vinden in mijn schrijven? Misschien in de toon? Ja, dat denk ik wel. In het thema? Ja, dat ook.
De kunst is denk ik om te schrijven zoals je bent, dan blijf je dicht bij jezelf en is het echt, voelt het ook voor de lezer echt. In een gesprek met een uitgever die uiteindelijk mijn boek niet zou uitgeven, kreeg ik een zeer waardevol advies. Ze zei dat mijn stijl voor hun uitgeverij niet literair genoeg was. En waar een ander misschien beledigd zou zijn daarover, begreep ik wat ze bedoelde. Ze zei dat ik kon proberen mijn werk ‘literairder’ te maken, maar dat het gevaar loerde dat het dan gekunsteld zou worden, ik mijn stijl geweld aan zou doen. Het was goed zoals het was. Blijf dicht bij jezelf, dan trek je ook de lezers aan die bij je horen en die je werk waarderen omdat ze zich erin herkennen. Mijn doel is niet om literatuur te schrijven (wat dat ook moge zijn), mijn doel is om verhalen te schrijven die mensen raken, waarin ze zich herkennen en mogelijk tot nieuwe inzichten komen. En mijn stijl? Die zal zich met ieder boek dat ik schrijf duidelijker aftekenen want zoals ik ben, schrijf ik en zoals ik schrijf, ben ik.
Watskeburt?
Wanneer je debuteert gebeuren er hele leuke dingen; mensen die je boek kopen bijvoorbeeld, het lezen en er iets van vinden. Of uitnodigingen van radio, kranten en online boekensites of literaire sites voor deelname aan een leesclub of een interview. Mensen die je foto’s sturen omdat ze je boek hebben zien liggen bij hun boekhandel, mensen die je erop attenderen als je weer ergens genoemd wordt, mensen die zo hard meeleven dat ze je boek cadeau doen aan anderen of over je boek praten of als een soort eenpersoons-promotieteam door het dorp trekken gewapend met boek en poster (hè mam?). Maar er gebeuren ook rare dingen. Zo word ik sinds ik gedebuteerd ben overstelpt met vriendschapsverzoeken op Facebook. En niet een paar per dag, nee, tientallen per dag. Zou dat nou door mijn boek komen? Ook krijg ik verzoeken vanuit België, India, Amerika, Rusland... En sommigen voegen mij dan ineens toe aan een groep waar ik helemaal niet bij wil horen (een of andere donkere gothic groep, een Marokkaanse kookgroep, een Putin fanclub). Die laatste is extreem hardnekkig. Hij voegde me toe, ik haalde mezelf eruit, een uur later ben ik weer toegevoegd, ik haal mezelf er weer uit, een tel later, hopla, weer in de communistische fanclub. Ja, toen heb ik die meneer dus als vriend verwijderd. Of je wordt vrienden met iemand en krijgt meteen daarop het verzoek die en die pagina leuk te vinden. Wat het zo lastig maakt is dat ik echt geïnteresseerden, mensen die mijn boek willen lezen of al aan het lezen zijn, mogelijk bij voorbaat verwijder omdat ik ze niet ken. Dat zou jammer en zonde zijn. Ik scan nu een beetje op gevoel de profielen en als het goed voelt accepteer ik iemand: Inge de profielen-fluisteraar. Maar dan moet er dus niet direct daarop een privé-bericht gestuurd worden met kusjes en de vraag wat ik aan het doen ben… Opkeplurt!
De negatieve recensie
Zo voelt dat dus, een negatieve recensie. Het begint met K en eindigt op UT. Je denkt ‘die dame heeft niets van mijn boek begrepen’ of ‘het was blijkbaar niet haar boek’ of ‘prima, haar mening’. Maar als ze dan tot drie keer toe de titel verkeerd schrijft in haar stuk… dan kruipt er vanbinnen een venijnig insect naar boven, een mug of een wesp, zo een die gaat steken als ze zich bedreigd voelt, als er in het wilde weg naar gemept wordt. En natuurlijk weet ik wel dat je juist niet op zoiets moet reageren, dat je je aandacht op alle positieve kritieken en reacties moet richten en niet op die ene zure. Je vertelt jezelf, ‘nou ja, negatieve aandacht is ook aandacht’ of ‘mijn boek is toch maar mooi uit de stapel gepikt daar bij de redactie van het Dagblad van het Noorden’. En dat is ook heel erg waar, zeker, maar het voelt zo ‘ad random’, zo ‘vrijheid van de pers’, zo ‘waarom is mijn boek nou net bij haar terecht gekomen en niet bij een andere recensent?’
Rustig Ing, het is maar een mening. Er zullen er nog wel meer volgen. Ik deel veel in mijn Krabbels en deze tak van de schrijfsport hoort er ook bij. Gewoon incasseren. Dat het rottig voelt is maar goed ook, want het betekent dat ik mijn boek met hart en ziel geschreven heb. Daarbij bedenk ik dat die recensie meer zegt over de dame in kwestie dan over mijn boek (deze manier van denken werkt voor mij heel goed de laatste tijd). Zo maak je als debutant heel wat mee. In je hoofd ben je stoer en leer je ervan, maar in je diepste wezen ben je kwetsbaar en huil je een klein potje. Een heel kleintje dan en daarna lekker doorschrijven aan boek twee op de schrijfretraite in Groningen. We zien elkaar TOT WAAR WE KIJKEN KUNNEN.
Kleine gebaren
Weet je wat raar is? Het leven. Het leven is raar. Het is zo raar dat je het haast niet kunt geloven, laat staan er een geloofwaardig boek over schrijven. Dan zou je bij jezelf beginnen, daaromheen je gezin, vrienden, familie, daaromheen je huis en tuin (of balkon), de straat, de wijk, het dorp en de stad en daar weer omheen, de natuur met velden, bossen, meren en dan zoom je langzaam uit naar de landen, de continenten en zeeën tot je tenslotte boven de wereld zweeft. Probeer dat allemaal maar eens in een boek te stoppen, het is zo veelomvattend dat mensen erin zouden verdwalen, zich verloren zouden voelen en je boek aan de kant zouden leggen omdat er geen herkenningspunten zijn. Het is net als de vluchtelingenproblematiek waar je op het journaal over hoort en in kranten over leest. We worden bang omdat we het niet kunnen begrijpen, kunnen bevatten. Maar een klein dood jongentje, aangespoeld op het strand, dat begrijpen we wel. Het drama van het kind, van zijn moeder, zijn vader, zijn familie, zijn land; dat valt op zijn plek in ons hart en we willen helpen, we leven mee.
Ik geloof dat het ook zo werkt met schrijven. Zoek naar de kleine gebaren en beschrijf ze op jouw eigen wijze. De kleine gebaren zijn het meest universeel. En zoek dan in die gebaren naar tegenpolen, naar geluid in stilte, naar beweging in iets wat bewegingsloos lijkt. Een steen op een strand bijvoorbeeld, daar zit geen beweging in. Maar jij als schrijver kunt die steen oppakken, hem van alle kanten bekijken, bevoelen, eraan ruiken, ervan proeven, je kunt er zelfs tegen praten en wie weet praat de steen wel terug. ‘Hoe kom je hier?’ vraag je aan de steen. ‘Hoe kom je zo zacht en toch zo sterk in mijn hand? Wat ga ik met je doen? Nou steen, weet jij het antwoord? Heb jij de antwoorden op mijn vragen?’ En dan begint de steen te leven, voor jou en later voor je lezer. Iedereen, elk kind, elk mens pakt weleens een steen op. De een gooit hem over het water en kijkt hoe hij weg ketst, de ander stopt hem in haar broekzak en later in een kistje vol stenenschatten. Ik nam ook wat stenen mee van het strand in Marokko toen ik daar research deed voor mijn tweede boek. Ze liggen op mijn werkkamer op de vensterbank, ze zijn plat en glad, wit en koel. Stenen die levenloos lijken, geduldig wachten en mij elke dag eraan herinneren dat ik hun verhaal nog moet vertellen.
Het auteursfeest
Daar sta je dan als debutant op het auteursfeest bij Ambo|Anthos te kletsen met een bijna debutant, een andere debutant, een debutant-af (boek twee), een ik kan het me nog goed herinneren-debutant (boek drie, vier) of een ik kan het me niet meer zo goed herinneren-debutant (boek ‘ik ben gestopt met tellen’), in de sfeervol verlichtte en versierde tuin verscholen achter het statige pand aan de Herengracht 499. Directeur Chris houdt een speech, de hapjes gaan rond en de drankjes halen we zelf aan de bar. En weet je wat zo leuk is, het voelt zo goed om daartussen te mogen staan. De sfeer is relaxed. Vanuit mijn ooghoeken zie ik Herman Koch, Ester Verhoef en Simone van der Vlugt. Even later word ik aan Simone voorgesteld en nog even later promoot ik mijn eigen boek bij haar, ha. Daar ben ik de laatste tijd heel goed in geworden, mijn eigen boek promoten bij iedereen die het maar horen wil (en ook die het niet horen wil), no mercy. Ik stap op iedereen af (behalve Herman Koch want ik wil hem niet herinneren aan het tankincident) en grappig genoeg stappen er ook auteurs op mij af. Ik praat en praat, ook met mijn uitgever, mijn redacteur, mijn marketeer (ja zo voelt dat, ik wil ze helemaal niet delen met al die andere auteurs, maar ze zijn er natuurlijk voor iedereen die hier rondloopt, slik). Het leukste gesprek had ik met Janine Jansen. Wie? Janine Jansen, die de cover van mijn boek ontwierp. Binnen enkele minuten gingen we van covers, naar geluk, naar eten, naar kookboeken en weer terug. Het mooiste gesprek had ik met Josha Zwaan op onze gezamenlijke terugreis vanuit Amsterdam. Dat ging diep en was goed. Wat een fijn mens. Normaal gesproken ben ik niet van de clichés, maar ik wil deze blog er toch met een afsluiten omdat hij zo waar is: het was een avond om nooit te vergeten.
Boek van de maand september
Tot waar we kijken kunnen is uitgeroepen tot boek van de maand bij The Read Shop in Hedel.
Terugkomdingen
Mijn boek is de wijde wereld in en mensen reageren er positief op, zeggen dat ze erdoor ontroerd zijn en dat ontroerd mij dan weer. Een reactie van een vriend (hij weet zelf wel wie hij is) viel me op, omdat hij sprak over de fijne ‘later-in-het-boek-terugkomdingen’. Het zette me aan het denken omdat dit een van de eerste technieken was die ik leerde tijdens de schrijfopleiding bij Scriptplus. De docente zei: plant aan het begin van je boek de zaadjes om ze aan het eind van je boek te kunnen oogsten, daar houden lezers van. Het grappige is dat toen ik ging schrijven ik zelf nog niet doorhad welke zaadjes ik plantte, laat staan dat ik hun betekenis kende…ik strooide wild in het rond. Pas als het hele verhaal staat kun je als schrijver de belangrijke zaadjes zien en ze laten ontkiemen, ze aan het begin een andere betekenis geven dan aan het eind. De mooiste zaadjes zijn die, die aan het eind hun ‘ware’ betekenis tonen.
Schrijven is voor mij leven en leven is voor mij afvragen. Want is het niet zo dat dingen - ik laat even in het midden welke dingen, want dat is voor iedereen anders - altijd terugkomen? Ze komen terug en terug en terug, tot ze je recht in je gezicht raken. En in plaats van dat het licht uitgaat, gaat het aan, zie je waar je al die tijd mee te maken had. Zoals in een boek, verschuift de betekenis, de zaadjes waren geplant, je wist ook wel dat ze er waren, maar je kende niet hun ware betekenis.
Schrijven is per definitie je kwetsbaar op durven stellen. En het gaat er niet om of je het kunt maar dat je het doet. Als je niet weet of er een schrijver in je huist en je toch schrijft of meer nog: dat je weet dat er geen groot schrijver in je huist en toch schrijft, als je geen ritme hebt en toch danst, geen beste stem hebt en toch zingt of van de hoge duikplank springt, dat enge podium opstapt, leert staan, lopen, leven... dan ben je dapper. Kijk daarbij naar jezelf, naar jouw rol in het geheel en schrijf je verhaal vanuit je tenen. Zie het licht en geef er de betekenis aan die jij wilt; aan je verhaal én aan de ‘fijne terugkomdingen’.
‘If we are brave enough often enough, we will fall’ – Brene Brown